Patiënten met een hoge bloeddruk op het spreekuur en een normale bloeddruk in hun vertrouwde huiselijke omgeving komen elke behandelaar bekend voor. Geschat wordt dat tussen de 10 en 20% van de mensen er last van heeft. Men kan wel iets bedenken over de oorzaak van het wittejaseffect. Bij de dokter kom je toch omdat je denkt of bang bent dat er iets aan je mankeert. Er bestaan twee hypothesen over angst in de spreekkamer als mogelijke verklaring voor het wittejaseffect. De ene theorie gaat uit van angst als karaktertrek bij mensen die altijd een beetje gespannen of angstig zijn. De andere theorie gaat uit van een zogenaamde geconditioneerde angstreflex, waarmee wordt bedoeld dat sommige mensen in bepaalde situaties met angst reageren.
Bij mensen die altijd angstig zijn verwacht men niet dat de bloeddruk daalt als de dokter de spreekkamer verlaat, terwijl dat bij mensen met geconditioneerde angst wel het geval zal zijn.
Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of deze veronderstelling klopt.
Opzet
Bij een observationeel onderzoek keek men bij 277 hypertensiepatiënten in de leeftijd tussen de 18 en 80 jaar, of er verschil was in de mate waarin de bloeddruk daalde nadat de dokter de spreekkamer had verlaten, tussen patiënten met een geconditioneerde angst en mensen met een algemene angst. Patiënten met hart- en vaatziekte werden uitgesloten van deelname. Patiënten werd eerst gevraagd om hun medicijnen gedurende 8 weken te stoppen.
Op basis van een praktijkbloeddrukmeting en een 24-uursbloeddrukmeting werden patiënten verdeeld in 4 groepen: mensen met een normale bloeddruk, een wittejassenbloeddruk (mensen met hoge bloeddruk tijdens het spreekuur maar met een normale ambulante bloeddruk), een blijvend hoge bloeddruk en gemaskeerde hypertensie (dat zijn mensen met een normale bloeddruk op het spreekuur maar een verhoogde bloeddruk bij de 24-uursmeting).
Daarna mat men de bloeddruk volgens een ingewikkeld schema: men sloot een 24-uursbloeddrukmeter aan. De volgende dag kwam de patiënt in de praktijk. Er werd een vragenlijst afgenomen waarmee kan worden vastgesteld of iemand angstgevoelens heeft en, zo ja, om wat voor soort angstgevoelens het gaat. Vervolgens mat de verpleegkundige de bloeddruk. Daarna kwam de arts de spreekkamer binnen en mat de bloeddruk opnieuw driemaal met een kwikmanometer. De arts verliet de kamer weer waarna de bloeddruk opnieuw werd gemeten. Ondertussen hield de patiënt de 24-uursmeter om de arm tot aan de avond van dezelfde dag. Na één maand herhaalde men de hele procedure nog eens.
Resultaten
Bij het binnenkomen van de dokter steeg de bloeddruk niet noemenswaardig in drie van de vier categorieën patiënten. Alleen in de groep met wittejassenhypertensie steeg de bloeddruk significant bij binnenkomst van de dokter. Nadat de dokter de kamer weer had verlaten daalde de bloeddruk bij patiënten met wittejassenhypertensie, terwijl bij de andere patiënten geen verandering in bloeddruk werd waargenomen. Uit het onderzoek bleek verder dat patiënten met wittejassenhypertensie een hogere score hadden voor geconditioneerde angstreflex dan de patiënten uit de andere drie groepen.
Beschouwing
De hypothese die men voor de aanvang van het onderzoek had geformuleerd werd bevestigd. Het onderzoek heeft (op een ingewikkelde manier) laten zien dat patiënten met een geconditioneerde angstreflex last hebben van het wittejasfenomeen, dit in tegenstelling tot mensen met algemene angstklachten of mensen zonder angstklachten. Zo ingewikkeld hoeft het in de praktijk natuurlijk niet te zijn. Het onderzoek had meer praktische betekenis gehad als men tevoren aan de patiënt had gevraagd: ‘Bent u bang dat uw bloeddruk omhoog gaat als u naar de dokter gaat voor een bloeddrukmeting?’ en de uitkomst op die vraag had vergeleken met de metingen die men daarna allemaal had uitgevoerd. Waarschijnlijk voelen veel patiënten zelf wel aan of zij last hebben van wittejashypertensie. Het is in elk geval aan te raden om ernaar te vragen.
Mirjam van den Akker is praktijkondersteuner in een praktijk met drie huisartsen en drie assistenten in het midden van het land. Ze is 42 jaar, is gescheiden en heeft een zoon van 15.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 4
Literatuurverwijzingen: