We kennen ze allemaal, mensen die niets willen. Wat zijn dat toch voor een types? Notoire nee-zeggers zijn de lastigste en daarmee vervelendste patiënten tijdens het spreekuur. Alhoewel, als iemand nee zegt is eigenlijk volkomen helder wat hij wil. Niets, dat is toch zo duidelijk als het maar zijn kan. Maar wat is dan de reden waarom wij dit soort mensen toch vervelend en moeilijk vinden? Zijn wij, de hulpverleners misschien het probleem? Of is de nee niet zo hard in daad als in woord?
Mijn carrière als praktijkondersteuner duurt inmiddels ruim tien jaar. Ooit ben ik de zorg ingegaan om mensen te helpen, voor ze te zorgen. Je mag een heel rijtje aan nobele bedoelingen hieraan toevoegen. Een aantal zal je kennen vanuit je eigen motieven en een aantal ken je beslist vanuit alle vooroordelen over werkers in de zorg. Maar goed, dat helpen en zorgen is in mijn loopbaan geëvolueerd van washand en waskom naar bloedsuikermeter en NHG-Standaard. De intentie is echter ongewijzigd, namelijk helpen.
Als bedpleeg had ik weinig ervaring in het leven en mijn vak. Toch had ik nooit mensen die ‘nee’ zeiden. Hulp en zorg werden altijd dankbaar aanvaard. Tegenwoordig, zittend achter mijn bureau en tegenover de patiënt, is dat wel anders. Met enige regelmaat heb ik nee-zeggers. En dat terwijl ik nu toch meer ervaren ben in mijn vak en het leven.
Wat is eigenlijk een nee-zegger? Als ik het goed beschouw heb ik eigenlijk weinig echte en oprechte weigeraars. Waar ik er veel meer van heb zijn de nee-doeners. Of de ergste categorie: ja-knikkers maar nee-doeners. Hele dagen vul ik met patiënten die ik met tomeloze energie probeer te behoeden voor het onheil dat boven hen hangt.
De nu nog ogenschijnlijk gezonde 62-jarige zakenman met een bloedsuiker van 18. Hij moet toch weten hoe risicovol zijn toekomst is. Straks wordt hij scheefzittend na een CVA, kortademig van een hartinfarct, met geamputeerde voet hangend in zijn rolstoel naar de dialyse gereden omdat zijn nieren het begeven hebben. Behoedzaam wordt hij uit zijn stoel getild, want staan kan hij niet meer omdat zijn resterende voet geen gevoel meer heeft en hij nagenoeg blind is van de suiker. De man zit tegenover me, de situatie is onveranderd ten opzichte van een jaar geleden. Geen verbetering maar ook nog geen rampspoed. Al mijn energie, motivatie en enthousiasme heeft geleid tot een status quo. Veel instemmend geknik, weinig resultaat. Ik ben moe, zo moe van het sleuren en trekken. Ik ga naast hem zitten om zijn bloeddruk te meten. ‘Waarom doe je niet gewoon wat ik zeg?’ De vraag is eruit voor ik er erg in heb, maar wel gemeend en eerlijk. De man leunt naar voren, voor het eerst in al onze consulten. Hij begint te vertellen, zijn levensverhaal. Ik zit naast hem, de bloeddrukband nog om zijn arm terwijl ik luister. We hebben contact en ik voel zijn gevecht. Ik geloof echt dat hij mijn steun voelt, al is het maar door mijn hand die ik kort maar oprecht op zijn schouder heb gelegd. Bij de afsluiting van het consult kijk ik hem aan, ik hoef hem niet uit te leggen dat ik hem snap, dat ik hem wil helpen. De vraag is of hij wil. ‘Wanneer kom je bij me terug?’, vraag ik hem. Hij wil volgende week weer als dat kan… en mag.
Nee-zeggers zijn geen probleem. Een oprechte nee-zegger verschijnt eenvoudigweg niet. Nee-doeners zijn uitdagingen. Ik geloof oprecht dat als iemand er is, hij of zij ook iets wil. De kunst is om samen helder te krijgen wat. Daarvoor is contact nodig, vanuit openheid en oprechtheid. Waar vinden we elkaar en hoe kan, maar vooral hoe mag ik je helpen. Mag ik naast je staan en met je optrekken? Behulpzaam als altijd.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2012, nummer 6
Literatuurverwijzingen: