De huisarts overlegt met de praktijkondersteuner over het nut van een enkel-armindex (EAI) bij de heer Brederoode, 67 jaar. De huisarts twijfelt of er sprake is van acute ischemie aan zijn linkeronderbeen. Ze bespreken de voor acute ischemie kenmerkende presentatie van 5 p’s. De eerste vier zijn: afwezige pulsaties (pulseless), bleekheid (pallor), paresthesieën en paralyse. Wat is nummer vijf?
1. Pijn tijdens lopen.
De praktijkondersteuner maakt een informatiefolder voor de patiënt, met instructies en uitleg over het enkel-armindexonderzoek. De volgende instructies komen erin te staan.
2. Niet roken gedurende 2 uur voor aanvang van het onderzoek.
3. Geen maaltijden gedurende 2 uur voor aanvang van het onderzoek.
4. Geen alcoholische dranken een dagdeel voor aanvang van het onderzoek.
De praktijkondersteuner gaat een enkel-armindex uitvoeren bij mevrouw De Vree, 82 jaar. Voor het bepalen van de enkeldruk gebruikt ze de dopplermethode, voor het bepalen van de armdruk gebruikt ze een stethoscoop.
5. De beschreven methode voor het meten van de armdruk bij een EAI is correct.
De praktijkondersteuner bespreekt met de heer Arends, 70 jaar, de uitkomsten van de enkel-armindex. De praktijkondersteuner adviseert looptraining onder begeleiding van een fysiotherapeut. De heer Arends vraagt waarom hij dat zelf niet kan, zonder fysiotherapeut. Hij is niet verzekerd voor fysiotherapie.
6. Looptraining onder begeleiding is bewezen effectiever.
Mevrouw Dieze, 73 jaar, komt voor controle van haar PAV-klachten. Een jaar geleden is de diagnose PAV gesteld en de klachten zijn nu stabiel. Ze vraagt de praktijkondersteuner wanneer ze weer op controle moet komen. De praktijkondersteuner zegt dat dit voortaan bij de jaarlijkse CVRM-controle kan.
7. Een jaarlijkse controleafspraak volstaat voor mevrouw Dieze.
Om de diagnose chronisch obstructief arterieel vaatlijden te stellen bij de heer Johnson, 68 jaar, heeft de praktijkondersteuner zowel links als rechts een enkel-armindex gedaan. Links meet zij een gemiddelde van 1,0; rechts een gemiddelde van 1,1. De heer Johnson heeft een donkere huidskleur en is bij de huisarts bekend met diabetes mellitus type 2.
8. De huidskleur van mijnheer Johnson maakt de diagnose waarschijnlijker.
De praktijkondersteuner legt de heer Johnson uit dat de uitkomsten van de index door de diabetes vaak lager liggen dan bij mensen zonder diabetes.
9. Deze uitspraak van de praktijkondersteuner is correct.
In het dossier noteert de praktijkondersteuner de laagst gemeten gemiddelde waarde, te weten die van de linkerkant.
10. Dit is een juiste manier van verslagleggen.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2014, nummer 2
Literatuurverwijzingen: