Ik doe niet veel huisbezoeken, mevrouw De Haan is een van de weinigen. Ze is 94 jaar en woont nog in haar eigen flat, zij het met uitgebreide hulp van haar dochter, schoonzoon en een trouwe buurvrouw. Ze heeft onlangs een kleine TIA gehad en nu kom ik langs voor de controle.
Onderweg bedenk ik me hoe fijn het moet zijn voor haar dat ze nog thuis woont. Haar schoonzoon is arts en kan de kleine ingrepen bij haar doen, zoals het vervangen van de katheter. Ze wil liever geen beroep doen op de huisarts om haar zelfstandigheid in ere houden. Ze komt de deur niet meer uit, maar ze weet met wat kunst- en vliegwerk iets van haar zelfstandigheid te behouden.
De deur is niet op slot en er gaat een soort ding-dong-speciale-aanbieding-bel die mijn binnenkomst verraadt. ‘We zijn in de slaapkamer’, roept de dochter, ‘loop maar door.’ Ik laveer in de overvolle kamer langs de meubelstukken: grote kasten en zware stoelen; herinneringen aan een ander leven.
De geur in de slaapkamer van oude spullen en een oude vrouw bezorgt me een wee gevoel in mijn buik. Misschien niet zo professioneel maar het is onwillekeurig. Het is denk ik de geur in combinatie met het betreden van de slaapkamer – het ultieme privédomein – waardoor ik even haper.
De dochter steekt haar hoofd om de hoek van de badkamerdeur om mij te begroeten en houdt tegelijk een rok van haar moeder tussen wijsvinger en duim. ‘Is dit nat?’ Ze vraagt het met een vies gezicht. ‘Nat’ is het eufemisme voor urine en mevrouw De Haan reageert als een betrapte kleuter. Ze kijkt boos en frunnikt wat aan de pleister op haar buik. ‘Moet ik je nog even helpen?’, vraagt de dochter nu suikerzoet. Mevrouw De Haan stuurt haar dochter met een bits ‘nee’ de slaapkamer uit en kijkt mij een seconde later vragend aan. Zonder iets te zeggen help ik haar met de pleister.
Ik voer mijn controles uit en praat wat met mevrouw. Dat is aangenaam, ze is blij met mijn komst. Ik verbaas me over de zichtbare afkeer van de dochter en vraag me af of ik zo zou doen tegen mijn moeder. Waarom zou je vies zijn van je moeders plas? De vrouw die jouw luiers heeft verschoond en je uiteindelijk zindelijk heeft gekregen. Maar de levenscyclus van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid en de onvermijdelijke nieuwe afhankelijkheid verloopt hier niet soepel. Hier woedt een strijd.
Het behouden van de eigen zelfstandigheid is een groot goed, denk ik, maar het kost wel wat. Als je zelfstandigheid steeds meer uitgehold raakt, heb je als oudere onherroepelijk de mensen om je heen nodig. En laat dat maar eens in harmonie verlopen: netjes vragen om dingen, niet klagen, niet balen als iets niet meer kan en glimlachend de hulp aanvaarden. Het is, denk ik, onze laatste grote uitdaging in het leven om dat goed en gracieus te doorstaan.
We horen in de slaapkamer dat de dochter eten uit de vriezer pakt en het gezicht van mevrouw De Haan verstart. Ik neem in de keuken afscheid van de dochter en ze fluistert naar me dat ze de zorg voor moeder zeer zwaar vindt, ze rolt met haar ogen en verdwijnt uit de flat.
‘Mirjam, alsjeblieft’, klinkt het uit bed. ‘Wil je een bakje met een rood deksel uit de vriezer halen, dat is van de buurvrouw.’ Mevrouw De Haan blijkt consequent haar dochters eten weg te gooien en vraagt de buurvrouw om extra porties. En zo houdt ze met haar kromme vingers vast aan het laatste draadje van haar zelfstandigheid. Nog niet klaar voor de overgave.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 4
Literatuurverwijzingen: