Naam: Josee Kruip/Minke Meulesteen Leeftijd: 55 jaar/43 jaar Opleiding: verpleegkundig specialist intensieve zorg Werkzaam als: verpleegkundig specialist intensieve zorg Werkzaam bij: Gezondheidscentrum Gestel Midden, Josee werkt daarnaast nog bij een andere praktijk Sinds: 2008/1998 Aantal uren per week: 36/24 à 26 Andere werkzaamheden: geen De kleur van mijn vak: rood
Josee Kruip en Minke Meulesteen werken beiden als verpleegkundig specialist Intensieve Zorg mee in een Eindhovense straatdokterproject. Dit houdt in dat zij spreekuur houden voor dak- en thuislozen, verslaafden, zorgmijdende psychiatrische patiënten, illegalen en prostituees. In Eindhoven zijn dit er zo’n 1100, waarvan er 400 in beeld zijn bij het straatdokterproject. Het project is een particulier initiatief, gestart in oktober 2006: een medewerker bij de methadonpost vond het schrijnend dat deze moeilijk bereikbare mensen nergens terecht konden met hun medische klachten. In samenwerking met een aantal instanties richtte hij het straatdokterproject op. Inmiddels is de straatdokter een heuse voorziening in Eindhoven. De spreekuren zijn gericht op medische klachten en duren maximaal anderhalf uur. De locaties zijn onder andere bij de dag- en nachtopvang en de verslaafdenzorg. Per locatie is er twee keer per week een spreekuur. Josee en Minke draaien elk zelfstandig zo’n spreekuur, waarbij ze worden afgewisseld door een huisarts. Josee: “De mensen die zich bij ons aanmelden, mogen geen eigen huisarts in Eindhoven hebben. Ook verlenen wij geen verslavingszorg. Dat doet de verslavingsarts.”
Wie is verantwoordelijk?
Josee doet het spreekuur bij de verslaafdenopvang. “Je weet van tevoren nooit hoe je spreekuur verloopt. We komen van alles tegen: hoesten, huidklachten, verkoudheid, buikklachten, problemen met de voeten, wonden, hoofdpijn en ook heel veel psychische klachten. Patiënten proberen ook heel vaak bij ons medicijnen te krijgen die wij niet mogen geven. Daar zijn afspraken over gemaakt met de verslavingsarts. Het is best lastig om dat aan je patiënten duidelijk te maken.” Als voorbeeld noemt Josee twee broers, van wie er een is ingeschreven bij het straatdokterproject en de andere een eigen huisarts in Eindhoven heeft. “Degene met een eigen huisarts zocht op een gegeven moment bij ons medische hulp door zich voor te doen als zijn broer. Dan is het belangrijk dat je je niet laat meeslepen door het indringende van zijn situatie. Want deze mensen zitten in een ongelooflijk dramatische situatie. Vooral toen ik dit werk pas deed, vond ik dat heel heftig om te zien. Als ik aan de kleur van mijn vak denk, komt er een hoop rood naar boven. Rood staat voor de hectiek en de dynamiek van de doelgroep. Je wilt iets betekenen voor die mensen en je wilt graag iets doen, maar je moet heel erg uitkijken dat je niet voor een karretje wordt gespannen. Je moet constant afwegen: klopt het wel met wat ik zie, voel en denk?” Minke sluit zich hier bij aan, maar vindt ook de organisatie heel belangrijk. “Wie is nou eigenlijk verantwoordelijk? Vanuit de gemeente zou een casemanager moeten kijken bij welke instanties iemand bekend is en wie zich verantwoordelijk voelt. Nu komen deze mensen overal en pakt niemand het op. Vervolgens komt het op ons bordje terecht, maar wij kunnen ook niet alles. Gelukkig is de gemeente bezig dit te regelen. We hebben ook vaak te maken met sociale problematiek of huisvestingsproblematiek. Dan gaan we met de gemeente in gesprek om het op te lossen, want dat is niet onze kerntaak. Het kost ons een heleboel tijd en bovendien moet onze assistente overal achteraan bellen om dingen geregeld te krijgen. Zij zorgt bijvoorbeeld dat iemand die niet verzekerd is een ziektekostenverzekering krijgt.”
Nooit saai
“Dat is de zware kant van het werk, maar er zijn ook genoeg hilarische momenten die je meemaakt”, vertelt Josee. “Zo vond een aantal patiënten van de nachtopvang het daar vuil en hadden ze met elkaar afgesproken dat ze om beurten bij ons zouden komen klagen dat ze zo’n jeuk hadden”, vertelde Josee. “Met die klachten gaan ze niet naar hun begeleider, maar ze proberen ons voor hun karretje te spannen. Daar kan je boos over worden, maar ik vind het juist grappig dat ze gezamenlijk zo’n stretegie bedenken.” Er gebeurt altijd wel wat. Zo was een tijdje terug een verslaafde in een rolstoel met zijn dronken hoofd het kanaal in gereden. Gelukkig is hij gered, maar vervolgens bezocht hij bijna iedere week het spreekuur met allerlei kleine wondjes op zijn huid, die hij zelf had veroorzaakt door te krabben. Hij was ervan overtuigd dat hij een infectie had opgelopen in het kanaal. We hebben er van alles aan gedaan, maar het verbeterde voor geen meter. Uiteindelijk wilde hij doorgestuurd worden naar een dermatoloog. Wij zorgden voor een verwijzing, maar twee weken later had hij nog geen afspraak gemaakt en was die verwijzing alweer verlopen. Drie weken later kwam hij weer terug op het spreekuur, en vroeg doodleuk om een verwijzing naar de dermatoloog. Zo kun je met zo’n patiënt weken of soms maanden bezig zijn.” Minke: “Of je krijgt te maken met jonge meiden van 21 die van de straat af proberen te komen door net te doen alsof ze een urineweginfectie hebben.”
Gelatenheid
Josee en Minke zijn het erover eens dat ze de patiënten van het straatdokterproject niet anders benaderen dan hun ‘gewone’ patiënten. Minke: “Er zit gewoon een mens voor je en je gaat je consult in op dezelfde manier als in de huisartsenpraktijk. Je moet denk ik zo duidelijk mogelijk zijn in je adviezen. Misschien dat je bij deze patiënten meer noteert in het dossier dan je normaal doet. Soms neem je wat meer afstand. Omdat je dingen vaak niet kunt oplossen, ben je denk ik iets gelatener. Je lost op wat je op dat moment op kunt lossen.” Josee heeft soms het gevoel dat het dweilen met de kraan open is. “Het allerbelangrijkste is erachter komen wat ze nu eigenlijk willen. Wat is hun vraag? Als je dat niet duidelijk is en je geeft een ander antwoord, kan dat soms irritatie of agressie oproepen omdat ze zich niet begrepen voelen. De uitdaging van dit werk is iemand in zijn waarde te laten en het beste te zoeken dat hij nodig heeft. Ook al gaat het daarna fout of loopt het anders dan ik bedacht had, het is toch goed werk wat we doen. Ik besef dat ik maar een klein radertje in het geheel ben. Dat is soms frustrerend, maar het is ook gewoon de realiteit. Deze mensen zitten echt een beetje in de binnenvoering van het leven. Daar moet je niet te veel bij stilstaan, want dan kun je die mensen niet meer helpen.”
Meer structuur
Over vijf jaar denkt Minke dat de straatdoktervoorziening beter is. “Dan is duidelijker welke taken de verschillende instanties hebben. Nu worden nog veel patiënten van het kastje naar de muur gestuurd. We mogen bijvoorbeeld geen verwijzingen schrijven als patiënten niet verzekerd zijn. Maar om verzekerd te zijn, moeten ze zich eerst bij de sociale dienst inschrijven voor een uitkering. Vaak gaat het echter om een acuut probleem: iemand moet methadon hebben, of moet van de straat. Vaak schrijven wij dan toch een verwijzing uit, ook al is iemand nog niet verzekerd. Je kunt wel bureaucratisch gaan lopen doen, maar we moeten nú iemand helpen. Als de mensen die op straat leven goed in kaart zijn gebracht, wordt het voor ons makkelijker om zorg te verlenen. Dan is immers inzichtelijk wat er bij iemand aan zorg is verleend en wat nog nodig is.”
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2011, nummer 4
Literatuurverwijzingen: