Als je dit leest, zijn we bij het NHG druk bezig met de laatste voorbereidingen voor het congres voor praktijkondersteuners op 31 oktober. Dat congres draait rond veel onderwerpen, variërend van begeleiding bij stoppen met roken tot ouderenzorg. Ik hoop velen van jullie te ontmoeten tijdens dat congres in de Pijler in Lelystad! Zie www.bsl.nl/praktijkondersteuning om je aan te melden.
Niet alleen tijdens het congres is een belangrijke plaats ingeruimd voor de herziene NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2, maar ook in deze TPO. Twee artikelen zijn aan dit onderwerp gewijd: een van standaardmaker Paul Janssen, die ons de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de vorige standaard uit de doeken doet, en een van kaderarts Mattees van Dijk die meer over de achtergronden van diabetes schrijft. Bovendien is de standaard zelf bij deze TPO gevoegd op speciaal verzoek van Maaike Duijm, praktijkondersteuner uit Groningen. In dit nummer vind je een interview met haar. Ik ben benieuwd hoeveel van jullie een protocol gaan maken van deze standaard. Of neem je het protocol over van een collega van een andere praktijk? In het interview met Maaike Duijm kun je lezen waarom zij het overnemen van protocollen uit andere praktijken niet zo’n goed idee vindt.
Kwaliteit
Toch zo af en toe omstreden, die protocollen. Van (bijna?) alle werkers in de gezondheidszorg wordt verwacht dat ze hun handelen baseren op een protocol en dat protocol is vaak van een richtlijn afgeleid, die op zijn beurt gebaseerd is op wetenschappelijk bewijs. Protocollaire geneeskunde dus. Maar iedere patiënt is anders. En niet iedere patiënt past in het protocol. “Patiënten zijn pas gebaat bij protocollaire geneeskunde als zij protocollair ziek worden”, schreef promovenda Claudia Ypenburg in haar proefschrift in 2008.1 Moet je wel iedereen op dezelfde manier behandelen? Bovendien heeft ook iedere zorgprofessional zijn eigen inzichten en ervaringen. Is het geen teken van armoede om volgens protocol te moeten werken? Ook worden er vaak protocollen gemaakt om taken over te dragen van bijvoorbeeld artsen naar ondersteunend medewerkers. Dan lijkt het alsof de verantwoordelijkheid je wordt ontnomen en je moet werken volgens een afvinklijstje. Net alsof er wordt getwijfeld aan je kennen en kunnen. Kortom: een behoorlijk groot spanningsveld. Toch kun je er ook positief tegenaan kijken. Mijn overtuiging is dat je alleen protocollair kunt werken als je de protocollen met verstand kunt toepassen. Als er voor het delegeren van taken een protocol wordt gemaakt, betekent dat ook dat degene die delegeert voldoende vertrouwen heeft in de zorgprofessional aan wie wordt gedelegeerd. Protocollen zijn er om de kwaliteit van handelen te verbeteren. Het gaat om bevorderen van de deugdelijkheid van medisch handelen. Ook draait het om ‘met elkaar afspreken hoe we in de eigen praktijk de patiënten behandelen bij een specifieke kwaal’. Dat betekent dus ook dat bijvoorbeeld elke patiënt voor dezelfde kwaal een gelijk advies krijgt, of het nou door de ene of de andere professional wordt gegeven. Ideaal is natuurlijk dat het handelen van iedere zorgprofessional in de praktijk op elkaar is afgestemd. Daar zijn protocollen uitstekend geschikt voor. Maar dit is slechts mijn mening en ik ben benieuwd hoe jullie denken over werken volgens protocollen. Ik nodig jullie van harte uit om je ervaringen met protocollen te delen. Dat kan via www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl (na inloggen kun je reageren op dit redactioneel), via Twitter (@TPOnhg) of Facebook (https://www.facebook.com/Tijdschrift-voor-praktijkondersteuning).
Congres, NHG en TPO
Terug naar het congres. Het NHG organiseert dat omdat praktijkondersteuners zo belangrijk zijn voor de huisartsgeneeskunde. Het NHG zal er alles aan doen om deze zorgprofessionals zo goed mogelijk te ondersteunen. Hoewel TPO onafhankelijk is van het NHG, is het toch handig dat we ‘dicht bij het vuur’ zitten. Ontwikkelingen bij het NHG pikken we dus als eerste mee. Ook TPO is natuurlijk vertegenwoordigd tijdens het congres. Nou jullie nog!
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2013, nummer 5
Literatuurverwijzingen: