De beroepsgroep
Slechts zelden ontwikkelt zich een discipline zo snel als de praktijkondersteuning huisartsenzorg. Sinds de start van de eerste opleidingen in 2000 zijn ongeveer 2560 praktijkondersteuners opgeleid op 15 hogescholen. Het is een echt vrouwenberoep, slechts 2% is man. Opvallend is de leeftijd van de startende cursisten, bijna de helft van hen is tussen de 40 en 50 jaar oud.
Volgens het NIVEL is het aantal praktijken dat een praktijkondersteuner in dienst heeft gestegen van 6% in 2001 naar circa 60% in 2007. Alle praktijkondersteuners samen vervullen naar schatting 1.389 fte; als men het aantal opgeleide POH’ers als noemer daarbij hanteert betekent dat dus 0,5-0,6 fte per werkzame POH’er.
De opleiding
Hoewel het aantal cursisten jaarlijks wat fluctueert en er geen exacte cijfers bekend zijn, worden op dit moment 320-365 nieuwe praktijkondersteuners per jaar opgeleid. De opleiding kan zich dus verheugen in grote belangstelling. De resultaten van de opleidingen zijn dan ook uitstekend te noemen, het rendement van 97,5% liegt er niet om. Van iedere 200 starters beëindigen 195 de opleiding succesvol. De opleiding staat open voor verpleegkundigen op HBO-niveau (en duurt dan 1 jaar), voor doktersassistenten en verpleegkundigen op MBO-niveau (en duurt dan 2 jaar) en onder bepaalde voorwaarden voor paramedici. Vijfennegentig procent van de cursisten is verpleegkundige of doktersassistente en beide beroepsgroepen zijn ongeveer in gelijke mate vertegenwoordigd.
De behoefte
Deze cijfers zijn gebaseerd op een rapport van het bureau van het Capaciteitsorgaan voor medische en tandheelkundige opleidingen, dat in 2007 15 POH-opleidingen (hogescholen) enquêteerde. Negen hogescholen reageerden; de overige 6 gaven alleen globale informatie. Het Capaciteitsorgaan heeft deze gegevens nodig om een advies te kunnen geven over de instroom in de opleiding tot praktijkondersteuner, die overigens geen centrale aansturing kent. Voor 2005 adviseerde het Capaciteitsorgaan een instroom van 150-200 cursisten, voor 2007 komt het advies uit op 170-230 en dat is aanzienlijk minder dan het aantal cursisten, dat op dit moment jaarlijks wordt opgeleid. Het Capaciteitsorgaan gaat ervan uit dat in 2017 85% van de huisartsenpraktijken met een POH’er werkt.
Conclusie
De opleidingen hebben geen enkele moeite te voldoen aan de door het Capaciteitsorgaan geadviseerde instroom en kennen een hoog rendement. Men is zelfs in staat meer cursisten te werven en op te leiden dan volgens de ramingen van het Capaciteitsorgaan noodzakelijk zijn. Van een grote werkloosheid onder POH’ers lijkt tot nu toe echter geen sprake. Blijkbaar oefent het beroep een grote aantrekkingskracht uit en is de markt ook in staat om de toestroom aan nieuwe POH’ers op te nemen. In de toekomst kijken is altijd erg moeilijk, maar het vak lijkt zich in ieder geval een vaste plaats te hebben verworven in de Nederlandse huisartsenpraktijk. In de komende jaren lijkt uitbreiding van het takenpakket waarschijnlijk. Dat zal zowel getalsmatig als inhoudelijk consequenties hebben voor de opleidingen. De opleidingen hebben de afgelopen jaren laten zien dat problemen met de capaciteit niet zijn te verwachten. Inhoudelijk vergt uitbreiding van het takenpakket natuurlijk wel de nodige aanpassingen, of eventueel volledig nieuwe opleidingen. Mogelijk kan een verdere ontwikkeling van de modulaire opbouw soelaas bieden. Gezien de snelle ontwikkeling van de eerste opleidingen voor POH lijken de hogescholen ook daartoe goed in staat. Evenmin bestaan er aanwijzingen voor een dalende interesse bij de beoogde doelgroepen: verpleegkundigen en doktersassistenten. Een vermindering van het aantal afstuderende POH’ers is dus niet te verwachten. Praktijkondersteuning huisartsenzorg is stevig verankerd in de huisartsenpraktijk en de discipline heeft goede vooruitzichten voor de komende tijd.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008, nummer 5
Literatuurverwijzingen: