De kern
- Het begrip patient empowerment hangt samen met andere begrippen, zoals eigen kracht, participatie in de samenleving en de verschuiving in de gezondheiszorg van ‘zorgen en ziekte’ (zz) naar ‘gezondheid en gedrag’ (gg).
- De verschuiving van zz naar gg heeft belangrijke consequenties voor de organisatie van de zorg en de attitude van hulpverleners en patiënten.
- De allerzwaksten in de samenleving dreigen van deze ontwikkelingen in de zorg de dupe te worden.
Empowerment en eigen kracht
Het woord empowerment betekent onder andere bekrachtigen of in staat stellen. In de jaren 1960-70 kwam het begrip in de Verenigde Staten in zwang via methodieken die gericht zijn op de verbetering van zelfvertrouwen, zelfbewustzijn en zelfbeeld van individuen, groepen en organisaties. Black Power en de vrouwenemancipatie zijn de bekendste voorbeelden van empowerment.
Intussen is de term breed ingeburgerd als ‘het vinden en ontwikkelen van je eigen kracht’, met toepassingen op psychologisch, sociaal, maatschappelijk, economisch, politiek en organisatorisch gebied. Ook voor patiëntenzorg is het een bruikbaar begrip, vooral omdat het niet zozeer de nadruk legt op behandeling en beperkingen, maar op eigen kracht en competenties. Dit sluit nauw aan bij de wensen van de overheid op het gebied van zelfredzaamheid. Wanneer we empowerment toepassen, spreken we iemands kracht aan en kijken we naar de potenties zonder dat we problemen negeren.
Naast dit positieve, idealistische gedachtegoed, zijn in Nederland sinds de jaren negentig de begrippen participatie en participatieladders in gebruik. Die bieden een concrete manier om de maatschappelijke status van burgers, werknemers of cliënten te documenteren. In de gezondheidszorg kun je met dit instrument de huidige situatie van de patiënt in kaart brengen en in het dossier vastleggen, evenals een inschatting van de mogelijk te bereiken ‘tree op de participatieladder’ (zie kader).
Participatieladder
- Op de onderste tree van de participatieladder heeft iemand alleen de eigen kracht om te overleven en is lichamelijk en/of geestelijk niet in staat voor zichzelf te zorgen (bijvoorbeeld ADL-hulpbehoeftig, lage SES).
- Een tree hoger heeft iemand nauwelijks eigen kracht en kan hij hooguit voor zichzelf zorgen.
- Nog een tree hoger is er meer kracht en aandacht voor de primaire groep en het eigen netwerk.
- Op de volgende tree heeft iemand nog meer kracht en neemt niet alleen deel aan het eigen netwerk, maar ook aan maatschappelijke netwerken.
- Op de hoogste tree heeft iemand eigen kracht, neemt zijn eigen verantwoordelijkheid en is in staat om sociaal en maatschappelijk iets voor anderen te betekenen. Oftewel: volledige participatie.
In plaats van met treden kun je ook met kleuren werken; de patiënt is dan rood, oranje, geel of groen.
Discussienota van zz naar gg
In 2010 verscheen de discussienota ‘Zorg voor je gezondheid!’ van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ). Hierin nam de raad de omschrijving ‘Van zorg en ziekte naar gezondheid en gedrag’ over van Overgoor (2003) en BIG!MOVE).1 Hierbij is het doel om mensen te verleiden samen in actie te komen vanuit een gemeenschappelijk verlangen naar een betere gezondheid.
“De zorgsector probeert op dit moment het antwoord te vinden in de organisatie en de ordening van het op zorg en ziekte gerichte aanbod. Dit aanbod zal, in steeds sterkere mate, niet in staat blijken een passend antwoord te formuleren op de uitdagingen en mogelijkheden. Wij zullen op zoek moeten naar een andere organisatie en ordening en wel een die zich richt op gezondheid en gedrag (gg). In de gg-gedachte is wel het antwoord te vinden op de uitdagingen en mogelijkheden: een bestemmingsplan voor de weg van zorg naar gezondheid”, aldus de RVZ.
De RVZ is van mening dat de zorg fors beperkt kan worden tot zz voor patiënten met chronische aandoeningen en niet-chronische beperkingen, aandoeningen of ziektes. De zorg voor kwetsbare en gezonde burgers zou komen te vervallen en aandacht krijgen in het ‘maatschappelijk domein (participatie en welzijn)’, oftewel gg. Dergelijke organisatorische veranderingen in de zorg zullen ongetwijfeld ook belangrijke consequenties hebben voor de positie en de praktijkvoering van de huisarts.
Ideologisch is het natuurlijk zeer positief je eigen kracht te vergroten, het beste uit jezelf te halen en te stijgen op de participatieladder. Maar dat is niet iedereen gegeven. De zwaksten hebben zorg en een zorgende overheid nodig.
De transitie in de jeugdzorg, het vormen van buurtteams en een aantal van de huidige bezuinigingen, zoals die in de thuiszorg, passen in het geschetste beeld van de RVZ. Deze maatregelen gaan ver. De allerzwaksten dreigen er de dupe van te worden: zij dreigen van de participatieladder te vallen. Uit een TNS NIPO-onderzoek blijkt dat maar liefst 21% van de bevolking niet in staat is te participeren. De welgestelden uit die groep (10% van de bevolking) hebben de financiële middelen om dat te compenseren; de armeren (11% van de bevolking) echter niet.2
Hoe ga je nu als hulpverlener om met mensen die je wilt begeleiden van zz naar gg? In je werk zijn er dan een aantal concrete veranderingen. Je stuurt bijvoorbeeld meer op gezondheidsdoelen, leefstijl en preventie. Verder maak je meer gebruik van (off- en online) inloopcentra en sociale media en je zoekt meer wijkgeoriënteerde voorzieningen dicht bij huis. Denk ook eens aan consultatiebureaus voor alle leeftijdsgroepen. Tot slot blijft natuurlijk de echte zorg voor patiënten en chronisch zieken nodig, waarbij de taak van de hulpverlener steeds meer bestaat uit het begeleiden naar zelfmanagement.
Afstaan van beslismacht
Het doel van patient empowerment is dat zorgverleners en patiënten gelijkwaardiger tegenover elkaar komen te staan in het zorgproces. ‘Bekrachtigde’, goed geïnformeerde patiënten kunnen meer controle uitoefenen op de keuze van de gestelde doelen en de manier waarop die worden bereikt. Patient empowerment gaat met andere woorden over het afstaan van beslismacht aan patiënten en het helpen van patiënten om die verantwoordelijkheid op zich te nemen.3
Daarvoor zijn nodig: patiëntgerichtheid van de hulpverlener, een goede hulpverlener-patiëntrelatie, goede onderlinge communicatie, de wil en het vermogen van de patiënt tot zelfmanagement en gezamenlijke besluitvorming. Als hulpverlener moet je dus je rol aanpassen: van leidend naar toeleidend, begeleidend en coachend. Praktijkondersteuners zijn bij uitstek de leefstijlbegeleiders in de huisartsenpraktijk. Vanuit die rol kunnen en doen zij dit vaak al. Deze taak van de praktijkondersteuner zal in de toekomst dan ook steeds belangrijker worden.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2014, nummer 1
Literatuurverwijzingen: