Als ik in de wachtkamer de Chinees-klinkende naam van de volgende patiënt noem, staan er twee vrouwen op. De een is de jongere versie van de ander. De jongste vrouw heeft de oproepbrief in haar hand en met zijn drieën nemen we plaats in de spreekkamer. De moeder komt voor een uitstrijkje, maar ze blijkt geen woord Nederlands te spreken en haar dochter kent het begrip ‘uitstrijkje’ niet. Ik leg haar uit wie ik ben en wat ik bij haar moeder ga doen. Dochter kijkt mij geschokt aan. Zij wil het niet vertalen voor haar moeder, gaat op het puntje van haar stoel zitten en zegt dat ze liever weg wil.
Ik krijg de dochter zover dat ze aan haar moeder vraagt of ze weet wat er gaat gebeuren en of zij het vaker heeft gehad. Van het Chinees begrijp ik uiteraard geen enkel woord, maar ook hun gezichten of andere non-verbale uitingen leveren mij geen aanwijzingen op. Weet mevrouw wat er gaat gebeuren? Ziet ze er tegenop? Ik vraag de dochter nogmaals dringend om een vertaling. Uiteindelijk zegt deze dat haar moeder de regels van Nederland kent en dat ze die altijd trouw opvolgt.
Het blijkt dat moeder inderdaad vaker een uitstrijkje heeft laten maken, maar dit nooit heeft verteld aan haar dochter. De dochter is onaangenaam verrast, ze is zelf nog geen 30 jaar en kan bijna niet geloven wat er hier nu staat te gebeuren. Met een (klein) speculum leg ik haar rustig uit wat ik ga doen bij haar moeder. Moeder kijkt, maar zegt niets, en bekijkt het geheel neutraal. Op mijn aandringen vertaalt de dochter – alles, of een deel? – van wat ik haar opdraag. Dan is het tijd voor actie. ‘Broek uit, onderbroek uit, laarzen uit en op de onderzoeksbank klimmen’, is mijn duidelijke opdracht. Het tolken gaat erg moeizaam, te meer omdat dochter met haar rug naar ons toe is gaan zitten. Ik voer een toneelstuk op voor de moeder, die inderdaad op de bank klimt, maar helaas nog met haar onderbroek aan… Ik wijs en gebaar zo prettig mogelijk dat die uit mag. Mevrouw schudt van nee en gaat op de bank zitten. Pas na wat aandringen via de dochter, die demonstratief met haar rug naar mij toe blijft zitten, doet mevrouw haar slip uit en gaat op haar zij liggen. Ik leg in het Nederlands aan haar uit, met innig oogcontact, dat zij echt op de rug mag gaan liggen en de benen wijd mag doen.
Haar dochter heeft de moed opgegeven, ik hoor haar mompelen dat ze er liever niet was en dat ze hoopt dat ik haar moeder geen pijn doe. Maar moeder heeft de geest gekregen en ze draait zich ineens op haar rug. Daar ligt ze dan met gespreide benen en haar billen in de lucht, dichtgeknepen ogen en ingehouden adem te wachten. Ik weet even niet wat ik nu moet doen. ‘Relax!’ zeg ik tegen moeder, die wel haar ogen soms eventjes opent, maar verder alles behalve ontspant. Dan vraag ik luid aan haar dochter wat ‘relax’ is in het Chinees? ‘Pang Sang!’ hoor ik haar gesmoord zeggen. Waarop moeder ineens haar ogen open doet en mij vragend aankijkt. ‘Pang Sang!’ zeg ik bezwerend, ‘pang sang’. En dan… haar billen zakken, ze ontspant en ze glimlacht. ‘Pang’ zeg ik laag bij stem en adem heel diep door de neus in. ‘Sang’ komt er bij mijn demonstratieve uitademing zwaar achteraan. Het wonder geschiedt, de uitstrijk is nu een fluitje van een cent. ‘Pang Sang’ mompel ik nog wat na. Even later zit mevrouw giechelend met haar dochter te evalueren. Ze vertrekken, maar niet zonder mij drie keer de hand te schudden. ‘Heel heel hartelijk bedankt!’ zegt de dochter.
Petronella Hart
Petronella Hart, 48 jaar, werkt sinds 2002 als praktijkverpleegkundige in diverse huisartsenpraktijken. Diabeteszorg, jaarcontroles HVZ, astma/COPD-zorg en ouderenzorg behoren tot haar takenpakket.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008, nummer 3
Literatuurverwijzingen: