Wat is er over bekend?
Het regulatiesysteem van de bloeddruk is een vernuftig en ingewikkeld systeem. Het is een samenspel tussen hersenen, hart, vaten en nieren. Het belangrijkste mechanisme bij het verhogen of verlagen van de bloeddruk, zijn de baroreceptoren. Dit zijn groepjes zenuwcellen die zich in de vaatwand van de sinus carotis (halsslagader) en de aortaboog bevinden en bloeddrukveranderingen snel registreren. De gevoeligheid van deze receptoren neemt af als mensen ouder worden, maar ook door andere oorzaken zoals polyneuropathie en arteriosclerose.
Bij een staande houding bevindt een groot deel van het totale bloedvolume zich beneden het niveau van het hart. Hierdoor neemt de veneuze terugstroom af en dreigt de arteriële druk te dalen. Het autonome zenuwstelsel reguleert dit echter doordat zenuwbanen prikkels af- en aanvoeren. Opstaan kan zo zonder al te veel bloeddrukschommelingen gebeuren.
Van de ouderen zou 10 tot 33% te maken hebben met orthostatische hypotensie. Verschillende geneesmiddelen kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken: bloeddrukverlagende medicijnen, psychofarmaca en vaatverwijdende middelen.
Wat kan ik voor de patiënt doen?
Als de patiënt klaagt over duizeligheid is het zaak exact te achterhalen hoe deze ontstaat. Wanneer er een directe relatie is met het opstaan en de patiënt dit ervaart als “zwart worden voor de ogen” of “een licht gevoel in het hoofd” lijkt orthostatische hypotensie aannemelijk. Meet de bloeddruk bij de patiënt in liggende positie, laat de patiënt opstaan en meet na minimaal een minuut nogmaals in staande positie. Wanneer deze meting een verschil laat zien van 20 mmHG of meer systolische druk en 10 mmHG of hoger diastolische druk, is er waarschijnlijk sprake van orthostatische hypotensie.
Als de patiënt de duizeligheid anders omschrijft (draaiduizelig, dronken gevoel) of als er geen relatie is met opstaan, verwijs je de patiënt naar het spreekuur van de huisarts voor verder onderzoek.
Wat kan ik uitleggen?
Door uit te leggen wat de duizeligheid veroorzaakt, kan je de patiënt geruststellen. Adviseer om niet te snel op te staan, laat de patiënt als hij uit bed komt bijvoorbeeld eerst even op de rand van het bed gaan zitten. Wanneer de duizeligheid niet verdwijnt, kan de patiënt gaan zitten met het hoofd tussen de knieën. Ook kun je zoutinname of een dropje adviseren. Overleg met de huisarts over eventuele aanpassing van de bloeddrukmedicatie. Over het algemeen geldt bij het instellen van de bloeddruk bij ouderen start slow, go slow; vaak is een lage dosering al effectief.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2012, nummer 6
Literatuurverwijzingen: