Het is maandagmiddag drie uur. Tijd voor de kwartaalbijeenkomst van een “groot team”, waarin we zaken bespreken die alle medewerkers van het centrum aangaan. Als ik de teamruimte binnenstap zitten er al redelijk wat collega’s. Het onvermijdelijke licht van TL-balken en gezoem van de beamer vult de ruimte. Vandaag hebben we het over het medewerkerstevredenheidsonderzoek.
Voor het tweede jaar op rij was er een uitgebreid onderzoek onder het personeel van ons gezondheidscentrum. De uitkomst laat zich raden en valt samen te vatten in twee woorden: overwerkt en onderbetaald. Natuurlijk ligt een en ander genuanceerder. Dit jaar een opmerkelijke uitkomst. Tegenover vorig jaar voelen we ons minder gewaardeerd en zijn we ontevredener. Maar op alle specifieke onderdelen scoren we beter dan vorig jaar. Niet helder? Zeg maar dat uit de resultaten blijkt dat we collectief schizofreen zijn geworden. De discussie brandt los hoe dat kan.
Terwijl ik luister, kijk ik om me heen. Mijn uitdaging is niet direct te reageren op wat ik hoor. Wachten en stil zijn behoren niet tot mijn kernkwaliteiten, ik geloof altijd dat de moeite die ik doe zichtbaar moet zijn in mijn gezichtsuitdrukking. Ter afleiding probeer ik aan wat anders te denken; onmiddellijk schiet een ander onderzoek door mijn hoofd. Onze cliënten zijn bevraagd. Ze vinden dat we het erg goed doen, maar dat meer uit moeten stralen.
Mijn gedachten dwalen verder af in de hoop dat het helpt om mijn mond te houden. Ik zak wat onderuit en neem een slok koffie. Er bekruipt me een gevoel dat er naar me gekeken wordt, gewacht wordt op mijn reactie. Mijn ogen dwalen af naar de tafel waar een schrijfblok ligt. “Ketenzorg enquête” staat er met koeienletters. Tja, die moet ik ook nog invullen. Net zoals het Nationaal praktijkonderzoek. Ellenlange, saaie vragenlijsten waarin zes keer op verschillende wijzen hetzelfde wordt gevraagd, maar ja, anders is het niet valide. Terwijl ik dol ben op minder valide, in de breedste zin van het woord. Nee hoor, ik ben gewoon recalcitrant.
Thuis wacht nog een NIPO-enquête. En een vragenlijst over mijn nieuwe dieet van dr. Frank.
Met een humeur zover beneden het vriespunt dat de ijskappen ervan groeien, keren mijn gedachtes terug bij de vergadering. Het gaat inmiddels over initiatief nemen. Ik krijg veel jeuk, ga hoesten en meen vlekken op mijn huid te zien. Het is overduidelijk en niet meer te voorkomen: ik schiet in mijn allergie!
Ik lucht mijn hart en geef mijn ongezouten mening. Het is makkelijk klagen over een organisatie en je werk. Maar als er iets moet gebeuren houdt iedereen stijf de kaken op elkaar. Het zijn altijd dezelfde die opstaan. Ergo, we vinden het wel lekker om te klagen en als ons die mogelijkheid wordt geboden zullen we het niet nalaten ons beklag te doen. Zeuren en klagen zit in onze natuur en het is niet de bedoeling om dat op te lossen. Dat is zagen aan de peilers van ons bestaan.
Een nieuwe discussie laait op na het spuien van mijn mening. Ik heb medestanders, maar vooral ook (lange?) tenen geraakt. Overigens is het geen mening maar een frustratie, dat is hetzelfde maar dan ongefundeerd en ongenuanceerd, veel lekkerder dus!
Ik ben moe, onderzoeksmoe. Alles wordt onderzocht, blind, dubbel blind, en vervolgens wordt het onderzoek onderzocht. Ik ben er niet op tegen hoor, maar niet alles hoeft te worden onderzocht, sommige dingen zijn gewoon zo omdat iedereen dat weet en gelooft. Zoals het feit dat ik in een ongelooflijk leuk centrum werk met fantastische collega’s! Ook al zijn ze volgens onderzoek ontevreden…
Eind van het verhaal is dat er een commissie werktevredenheid komt. Wie zit erin? Ik, omdat ik weer mijn mond niet kon houden… kan daar nou niet eens een onderzoek naar komen?
Bas Janssen
Bas Janssen (37) is praktijkondersteuner in een gezondheidscentrum in Almere. Hij volgt de opleiding tot physician assistant, is getrouwd en heeft 3 kinderen. Hij geeft les aan de opleiding tot praktijkondersteuner.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 5
Literatuurverwijzingen: