Nicotinepleisters zijn een effectief hulpmiddel om te stoppen met roken. Volgens het advies in de NHG-Standaard Stoppen met roken zou je de pleisters zes tot acht weken moeten gebruiken. Er is echter maar weinig bekend over de optimale tijdspanne voor het gebruik van nicotinepleisters. Is een langere duur van plakken nou ook bepalend voor een succesvolle stoppoging? Amerikaanse onderzoekers voerden een gerandomiseerd placebogecontroleerd onderzoek uit. Hierbij onderzochten zij wat de effecten zijn van langer gebruik van nicotinepleisters in vergelijking met een standaard gebruiksperiode. De onderzoekspopulatie (n = 568) bestond uit 18- tot 65-jarigen die in het afgelopen jaar 10 sigaretten of meer per dag rookten. Rokers met comorbiditeit, of die al enige vorm van ondersteuning voor stoppen met roken gebruikten, werden uitgesloten. De helft kreeg 24 weken lang een nicotinepleister, de andere helft 8 weken een nicotinepleister, gevolgd door 16 weken een placebopleister. Beide groepen kregen gedragsondersteuning. Belangrijkste uitkomstmaat was het verschil in abstinentie in week 24 en 52 tussen beide groepen. Daarnaast keken de onderzoekers onder andere naar bijwerkingen en terugval.
In week 24 was abstinentie bij de groep met langdurig gebruik significant hoger in vergelijking met de standaard gebruiksperiode: 31,6% versus 20,3% (OR 1,81, 95%-BI 1,23-2,66, p = 0,002.) In week 52 was er geen verschil: 14,5% versus 14,3% (OR 1,01, 95%-BI 0,63-1,62, p = 0,95). Bij de langere gebruiksduur was het risico om weer te gaan roken kleiner en was er sneller herstel na terugval. Bijwerkingen verschilden niet tussen beide groepen.
Langer pleisters plakken kan gunstige effecten met zich meebrengen en lijkt geen kwaad te kunnen bij gezonde volwassenen. Als iemand vatbaar is voor terugval, zou je langer blijven plakken kunnen adviseren. Jammer genoeg zien wij vaak de rokende patiënt met comorbiditeit. Of bij deze groep de resultaten hetzelfde zijn, dat is nog maar de vraag. (Jacolien Potkamp)
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 3
Literatuurverwijzingen: