Iedere commerciële instelling heeft zijn eigen marketingstrategieën, zo ook de farmaceutische industrie. Waren artsenbezoekers eerst uitsluitend gericht op de huisarts, tegenwoordig vormen ook praktijkondersteuners een interessant werkterrein. En met succes.
Dat ging niet vanzelf. Artsenbezoekers kregen in 2007 het advies om beter hun best te doen voor praktijkondersteuners, na onderzoek door Firm United Healthcare, een adviesorganisatie op het gebied van onderzoek, marketing en communicatie in de ‘health care markt’. Het verslag van dat onderzoek is op internet te vinden.1 De onderzoekers vroegen 50 praktijkondersteuners en 15 huisartsen een vragenlijst in te vullen met het doel inzicht te krijgen in het functieprofiel, de taken en verantwoordelijkheden en de beroepsontwikkeling. Enkele onderzoeksuitkomsten uit 2007: de invloed van de praktijkondersteuners op de keuze van geneesmiddelen zal steeds groter worden. In de toekomst (nu?) zullen de ‘prescriptiebakens’ enigszins worden verzet. En steeds meer huisartsentaken zullen door praktijkondersteuners worden uitgevoerd. Een van de conclusies is ook dat de farmaceutische industrie de praktijkondersteuners niet serieus neemt. Dat is inmiddels wel veranderd.
Serieuze doelgroep
Anno 2010 krijg je de indruk dat artsenbezoekers praktijkondersteuners inmiddels als een serieuze doelgroep beschouwen. In het artikel ‘Marketing door de farmaceutische industrie gericht op praktijkondersteuners’ brengen huisartsen Zamire Damen en Lotte Kleijer verslag uit van een onderzoek. Zij benaderden zestien praktijkondersteuners die contact hebben met de farmaceutische industrie en vroegen naar hun ervaringen met en opvattingen over artsenbezoekers. Hun conclusies: hoewel praktijkondersteuners geen UR-geneesmiddelen voor mogen schrijven en geen reclame over UR-geneesmiddelen mogen ontvangen, krijgen ze regelmatig artsenbezoekers op bezoek die op dezelfde manier hun medicijnen promoten als bij huisartsen. De op praktijkondersteuners gerichte promotiecampagnes werpt zijn vruchten af: praktijkondersteuners blijken regelmatig initiator te zijn van het voorschrijven van nieuwe, niet in de NHG-Standaarden opgenomen geneesmiddelen. Nou gaat het hier om een zeer kleine onderzoeksgroep. Maar stel dat dit een goed beeld geeft van de algemene werkwijze in huisartsenpraktijken, dan rijst de vraag: hoe gaat de praktijkondersteuner om met NHG- en Zorgstandaarden?
Honger naar informatie
Natuurlijk lijken er voordelen te zijn aan contacten met artsenbezoekers. Die voorzien blijkbaar in de behoefte van praktijkondersteuners naar zoveel mogelijk informatie om daarmee nog beter werk te leveren dan ze nu al doen. En informatie van onafhankelijke organisaties zoals NHG en CBO voldoet blijkbaar niet, of niet voldoende. Vaak is er de verlokking van een geneesmiddel dat volgens de artsenbezoeker overduidelijk zijn nut bewezen heeft, maar dat in een richtlijn niet als eerste keus is aangemerkt. Helaas moeten we ervan uitgaan dat informatie van de farmaceutische industrie altijd op de een of andere manier verweven is met reclame. Op de een of andere manier, want niet altijd is duidelijk hóe de informatie met reclame is verweven. Die reclame wordt vaak gebracht in de vorm van gunstige conclusies uit onderzoek. Dat dit een marketingstrategie is van de farmaceutische industrie, weten we allemaal. En de meesten van ons denken dat anderen zich daardoor laten beïnvloeden, en dat we zelf kritisch genoeg zijn om dat te voorkomen. Zo ook de praktijkondersteuners in het onderzoek van Damen en Kleijer. Die zijn over het algemeen tevreden over de contacten met de farmaceutische industrie. Ook zij denken dat alleen anderen beïnvloedbaar zijn door de farmacie. Zo denken hun huisartsen er ongetwijfeld ook over. Ze hebben immers zelf voldoende know how en ze werken toch met protocollen en NHG-Standaarden, dus ze zijn toch kritisch genoeg? Hoe komt het dan dat verstrengeling met de farmacie regelmatig een hot item is in de media? Dat blijft een vraag waar niemand een goed antwoord op heeft. Bewust zijn dat niemand ontkomt aan beïnvloeding en daarop kritisch zijn, is in elk geval een start. Laat dat nou ook een van de hoofddoelstellingen van dit tijdschrift zijn.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 4
Literatuurverwijzingen: