Context Per jaar valt eenderde van de 65-plussers, en 10% houdt er een fractuur aan over. Deze fracturen zijn een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit in deze leeftijdsgroep. Daarnaast veroorzaakt vallen ook angst en vermindering van kwaliteit van leven. Effectieve methoden om valincidenten te reduceren kunnen deze ziektelast mogelijk verminderen.
Klinische vraag Welke interventies zijn zinvol om vallen te voorkomen bij thuiswonende 65-plussers?
Conclusie auteurs Oefenprogramma’s zoals de Chinese bewegingsleer Tai Chi zorgen voor een vermindering van het aantal vallen, maar niet voor reducering van het valrisico. De oefenprogramma’s moeten bestaan uit ten minste twee van de componenten kracht, balans, lenigheid en/of uithoudingsvermogen. Het maakt niet uit of de oefenprogramma’s thuis of in groepsverband plaatsvinden.
Beperking Er is geen bewijs dat oefenprogramma’s helpen bij slechtziendheid, mobiliteitsproblemen na een CVA, de ziekte van Parkinson, of na een heupfractuur. Verder is het langetermijneffect onduidelijk.
Bron Gillespie LD, Robertson MC,Gillespie WJ, Lamb SE, Gates S, Cumming RG, et al. Interventions for preventing falls in older people living in the community. Cochrane Database Syst Rev 2009; Issue 2. Art. No.: CD007146. De review omvat 111 onderzoeken met in totaal 55.303 patiënten.
Beschouwing
In deze zeer uitgebreide review van 111 onderzoeken werden alle valinterventies bekeken. De meeste interventies bleken geen duidelijk effect te hebben en sommige conclusies waren gebaseerd op slechts een enkel onderzoek.
Het primaire eindpunt van deze review is vallen. Het lijkt me echter minstens zo relevant of de interventie ook leidt tot minder fracturen. Gelukkig maken de onderzoekers bij enkele interventies melding van het fractuurrisico. Oefenprogramma’s blijken het fractuurrisico te verminderen, al is het bewijs daarvoor mager.
Oefenprogramma’s als Tai Chi hebben positieve neveneffecten, zoals verbetering van het cardiovasculaire systeem. Maar in de praktijk blijkt het lastig te zijn om deze programma’s vol te houden. Het is dan ook de vraag wat het langetermijneffect van deze interventie is. Nederlandse onderzoekers toonden in 2009 aan dat Tai Chi niet zorgt voor reductie van het valrisico.1 Het is dus twijfelachtig of met Tai Chi in Nederland dezelfde resultaten kunnen worden behaald als de auteurs van de review beweren.
Bij interventies die bestaan uit meerdere factoren stellen de onderzoekers eerst een individueel valrisico vast. Vervolgens passen ze een combinatie van gerichte verwijzingen en interventies toe om het valrisico te verminderen. Bij deze multifactoriële interventies is sprake van een grote variatie in uitkomsten. De auteurs van de review menen dat dit het gevolg is van verschillen in zorgorganisatie in de landen waar de onderzoeken werden uitgevoerd. Opvallend is dat juist de Nederlandse onderzoeken geen vermindering van het valrisico laten zien. Deze uitkomsten staan haaks op een aantal adviezen in de richtlijn van het Centraal Begeleidings Orgaan, waarin de multifactoriële interventie een belangrijke plek inneemt. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft geen aparte richtlijn voor vallen, maar in de NHG-Standaard Osteoporose staan enkele summiere adviezen zoals de aanbeveling om oefentherapie te overwegen. Multifactoriële interventies komen in deze standaard niet aan de orde en ik deel de mening van de auteurs dat er onvoldoende bewijs is voor risicoreductie van vallen met behulp van een multifactoriële aanpak. Volgens mij is terughoudendheid met deze dure interventies dus terecht.
Ten slotte onderschrijf ik de stelling dat er voldoende bewijs is dat oefenprogramma’s vallen reduceren. Als er geen evidente oorzaken van vallen zijn, zouden oefenprogramma’s de behandeling van eerste keus moeten zijn.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 6
Literatuurverwijzingen: