Ouderen zijn hot. Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of je komt het onderwerp ‘ouderenzorg’ tegen en het is een geliefd thema op congressen.
Waarom is er zo veel aandacht voor de oudere medemensen? Ten eerste vanwege hun groeiende aantal. Zoals bekend ‘vergrijst’ Nederland op twee manieren: het aantal 65-plussers neemt toe en binnen die groep neemt het aantal 80-plussers ook nog eens toe. Het RIVM schat dat we in 2050 toe gaan naar 3,9 miljoen 65-plussers: 24% van de bevolking. Van deze groep zal 38% 80 jaar of ouder zijn. De groeiende groep ouderen vormt een steeds interessantere afzetmarkt voor fabrikanten van producten die ouderen gebruiken, maar ook van diensten die zij afnemen. Denk alleen al aan rollators, bewegingsprogramma’s voor ouderen, de seniorenbeurs, omroep Max en Plus Magazine. Maar de vergrijzing gaat ook voor problemen zorgen: op financieel gebied (minder werkende mensen moeten premies opbrengen voor een groter aantal 65-plussers), op het gebied van huisvesting (uitpuilende verzorgings- en verpleeghuizen waar nu al een tekort aan personeel is) en op het gebied van zorg (hebben we straks genoeg huisartsen en praktijkondersteuners om al die oudere patiënten te begeleiden?). Tijd dus om eens te kijken naar preventie.
Gezondheidsraad
Op verzoek van het ministerie van WVS bracht de Gezondheidsraad in april een advies uit: ‘Preventie bij ouderen: focus op zelfredzaamheid’. In dit advies presenteert de Gezondheidsraad twee sleutelbegrippen: healthy ageing (gezond ouder worden) en zelfredzaamheid. Deze termen hebben een directe verbintenis met elkaar, want zelfredzaamheid voorkomt mogelijk de functionele achteruitgang van ouderen en zorgt dus voor healthy ageing. Bewijs hiervoor is er nog niet – ouderen worden immers stelselmatig uitgesloten van klinische trials – maar de Gezondheidsraad roept zorgprofessionals binnen en buiten de medische sector alvast op tot een proactieve houding.
We voeren in de huisartsenpraktijk al jaren een actief preventiebeleid: eerst letten we op roken, diabetes en overgewicht, later op alcoholgebruik en depressie en weer later kwamen daar nog bewegen en letselpreventie bij. Het gaat hierbij om een omslag in het denken: niet ziektegerichte activiteiten zijn belangrijk, maar de integratie van sociaal en maatschappelijk functioneren met de onherroepelijke beperkingen die het ouder worden met zich meebrengt. Het gaat dus om samenwerking met niet-medische disciplines, zoals woningbouwverenigingen, buurtwerk, et cetera. Een goede gelegenheid om de sociale kaart eens goed tegen het licht te houden.
Maar hoe proactief kun je eigenlijk zijn? Met andere woorden: in hoeverre moet je de oudere patiënt bij de hand nemen en hem vertellen hoe hij moet leven? En moet je dan ook potentiële ‘patiënten’ gaan opsporen, dus mensen die nog helemaal niet ziek zijn maar simpelweg alleen maar ouder? De Gezondheidsraad verwacht van ouderen zelf een hoge betrokkenheid bij hun eigen gezondheid, zo staat in het advies. Dat zal de hoger opgeleide, autochtone ouderen beter afgaan dan de zogenoemde kwetsbare groep ouderen (lager opgeleiden, chronisch zieken, alleenstaanden en allochtonen).
Kans
Wellicht moeten we het advies van de Gezondheidsraad zien als een kans om onze professionaliteit verder te ontwikkelen. We zouden ons dan vooral moeten richten op de kwetsbare ouderen. Een eenduidige aanpak is helaas niet te geven, omdat – zoals gezegd – daarvoor het bewijs nog ontbreekt. We weten dus niet of een consultatiebureau voor ouderen beter werkt dan een hometeam, waarin een kleine groep zorgprofessionals (huisarts, praktijkverpleegkundige, wijkverpleegkundige) samenwerkt. Welke vorm je ook kiest, het is heel belangrijk om ook de oudere patiënt actief te betrekken bij beslissingen die zijn eigen gezondheid aangaan. Daarmee vergroot je het zelfbewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel. Het is een omvangrijke vraag die wordt gesteld aan de huisartsenpraktijk en alle daar werkzame medewerkers. Mogelijk kan de praktijkondersteuner hierbij een belangrijke rol spelen. Financiering van deze activiteiten is echter nog niet geregeld.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 4
Literatuurverwijzingen: