Een chronische ziekte heeft vaak invloed op het seksleven. Omdat de praktijkondersteuner chronisch zieken zo regelmatig ziet, is zij mogelijk de aangewezen persoon om ook naar dat aspect van ziekte te informeren en zo nodig hulp te bieden. Informeer je op eigen initiatief hiernaar als praktijkondersteuner? Kunnen patiënten bij jou terecht met hun vragen en zorgen? Heb je zelf genoeg kennis? In een kleine serie gaat het Tijdschrift voor praktijkondersteuning in op een aantal aspecten van seksualiteit bij patiënten met een chronische ziekte. In deze eerste aflevering gaat het over een noodzakelijk voorwaarde voor de hulpverlening bij seksuele problemen: je moet over seks en seksualiteit kunnen praten! In volgende nummers besteden we aandacht aan seksuologische basiskennis, een aantal chronische ziekten met hun specifieke problemen, handvatten om als praktijkondersteuner hulp bij seksuologische problematiek te kunnen geven en inzicht in de werkwijze van de seksuoloog.
Wat maakt praten over seksualiteit zo lastig?
Veel factoren maken dat praten over seks moeilijk is. De volgende rijtjes zijn dan ook niet compleet. Voor de praktijkondersteuner speelt het volgende mee:
- gespreksvaardigheid specifiek voor seksualiteit krijgt weinig gerichte aandacht in de opleiding;
- seksualiteit zit niet duidelijk ingekaderd in de anamnesevragen en dan lijkt het een soort nieuwsgierigheid om ernaar te vragen, of het onderwerp staat vaak onderaan de agenda;
- men beschouwt seksualiteit als privé;
- je eigen referentiekader: hoe praat je zelf in privésituaties over seks?;
- angst voor emoties van de patiënt. Wat zou een vraag over seksualiteit kunnen oproepen? Verdriet, schaamte, boosheid? De reactie: waar bemoeit zij zich mee? Ook angst voor je eigen emoties kan meespelen: schaamte, verbazing, walging;
- leeftijdsverschil tussen de patiënt en de praktijkondersteuner. Dit geeft extra gêne, alsof je je ouders of grootouders naar hun seksleven vraagt;
- gebrek aan kennis over oplossingen. Je denkt dat je niets te bieden hebt.
Voor de patiënt:
- ook de patiënt heeft niet geleerd om over seksualiteit te praten: Seks dóé je immers, je praat er toch niet over?;
- seksualiteit is vaak een ongemakkelijk of schaamtevol levensgebied; het kan jaren duren voordat iemand de stap durft te zetten om hulp te vragen;
- binnen de relatie, met de partner, praat de patiënt meestal weinig over problemen met seks. Als je als patiënt hierover gaat praten met een hulpverlener, kan dit het gevoel geven dat je intieme en niet altijd gunstige informatie over je partner verstrekt;
- de patiënt kan onzeker zijn over de praktijkondersteuner: wat denkt die wel van mij als ik een vraag stel over seksualiteit? Zijn mijn vragen ongepast, kom ik over als een ‘vieze man’? Kan zij me wel helpen? Mijnheer Verlinden, 75 jaar, vertelt tijdens een controle van zijn COPD spontaan dat geslachtsgemeenschap niet meer gaat. Praktijkondersteuner Ria is naar een nascholing over seksuele problematiek geweest. Ze reageert op de vraag van mijnheer Verlinden met: ‘Fijn dat u het me wilt vertellen. Praten hierover vind ik zelf soms wat lastig. Als geslachtsgemeenschap niet lukt, kan dit met verschillende dingen te maken hebben en daarover wil ik u nog wat vragen stellen. Misschien vindt u het ook wat ingewikkeld om te antwoorden, we maken gewoon samen een begin.’ Ze gaat over tot de seksuologische anamnese met de vraag: ‘Voelt u zich net zo opgewonden als altijd?’
De kern
- Praktijkondersteuner en patiënt vinden het vaak lastig om over seksualiteit te praten. Erken daarom tegenover de patiënt dat het een lastig onderwerp is.
- Duidelijk woordgebruik kan het praten over seks gemakkelijker maken.
- Een professioneel gesprek over seksualiteit heeft een duidelijke opzet en randvoorwaarden.
- Praten over seks kan de behandelrelatie met de patiënt versterken.
Taalgebruik en seksualiteit
Veel mensen hebben nauwelijks woorden voor zaken die met seks te maken hebben. Het is als praktijkondersteuner belangrijk dat je de taal van de patiënt begrijpt. Een aantal voorbeelden van onduidelijk taalgebruik door de patiënt:
- verhullende taal: ‘pijn van onderen’ (waar van onderen?), ‘Het gaat niet meer’ (wat gaat niet meer?);
- vage taal: ‘vrijen’, wat voor het ene stel geslachtsgemeenschap betekent en voor het andere stel juist niet;
- kinderlijke taal: ‘Mijn plasser doet het niet’, maar wat die plasser dan precies niet doet is onduidelijk;
- lieve taal: ‘Ik kan haar niet meer liefhebben’, maar of het hier gaat om emotionele of fysieke activiteiten blijft onduidelijk. Mevrouw de Jong, 68 jaar, diabetespatiënte, meldt dat ze de laatste tijd tijdens het vrijen pijn aan haar pruim heeft. Praktijkondersteuner Anneke heeft moeite om haar lachen te bedwingen en zegt dit ook eerlijk: ‘U heeft een vervelend probleem, maar ik moet lachen omdat u een woord gebruikt dat ik zelf erg grappig vind.’
Uitgangspunten voor professioneel gebruik van seksuele taal
Als praktijkondersteuner is het belangrijk dat je de patiënt op zijn gemak kunt stellen door uit te leggen dat het normaal is om je ongemakkelijk te voelen, maar dat je duidelijkheid en dus ook duidelijke taal nodig hebt om het probleem te kunnen begrijpen. Er is een spanningsveld tussen de noodzaak om duidelijk te zijn en je wens om de patiënt op zijn gemak te stellen. En ook als praktijkondersteuner gebruik je het liefst woorden waarmee je je vertrouwd voelt. Omwille van de duidelijkheid en aansluiting bij het taalgebruik van je patiënt kan het nodig zijn je woordkeus aan te passen, ook als dit voor jezelf ongemakkelijk voelt. Zo begrijpen sommige patiënten het woord ‘neuken’ eerder dan het woord ‘gemeenschap’, terwijl dit woord bij andere patiënten de communicatie juist kan verstoren. Naarmate je als praktijkondersteuner soepeler met seksuele taal kunt omgaan, loopt het gesprek met je patiënt prettiger. Hanteer de volgende uitgangspunten voor taal over seks:
- erken dat praten over seks voor de meeste hulpvragers niet meevalt;
- erken dat ook jij als praktijkondersteuner deze vaardigheid niet vanzelf paraat hebt;
- maak duidelijk dat voor adequate hulpverlening voor beiden begrijpelijke taal nodig is;
- zoek naar woorden waarbij hulpverlener en patiënt zich goed voelen.
Kader 1 illustreert welke termen je zou kunnen gebruiken. Niet alleen vinden de meeste hulpverleners deze termen passend, ook de patiënt begrijpt deze termen doorgaans goed. Zij kunnen deze woorden en uitdrukkingen emotioneel aanvaarden en ook ervaren zij die als professioneel.
Kader 1 Te gebruiken termen voor seksualiteit
- Zin hebben
- Behoefte hebben
- Knuffelen
- Vrijen
- Gemeenschap
-
- Penetratie; naar binnen gaan
-
- Penis
-
- Stijf/slap worden
-
- Vagina of schede
-
- Vochtig/nat/droog worden
-
- Clitoris
-
- Kittelaar of kietelaar
-
- Opgewonden zijn
- Masturberen
-
- Jezelf klaarmaken
- Aftrekken (mannen)
- Vingeren (vrouwen)
-
- Orgasme
-
- Een hoogtepunt (bereiken)
- Klaarkomen
-
- Gebruikt u speeksel, uw tong, glijmiddel?
Hoe begin ik een gesprek over seksualiteit?
Beginnen met een gesprek over seksualiteit blijkt voor veel praktijkondersteuners lastig. Als hulpmiddel volgen hier een aantal voorbeelden en methoden hoe je zo’n gesprek zou kunnen starten:
- de logische aansluiting: een rustige gespreksopbouw, waardoor seksualiteit als gespreksonderwerp op natuurlijke wijze in het gesprek en protocol past. Bijvoorbeeld na de vraag of de ziekte gevolgen heeft voor de relatie. ‘Wilt u (of: kunt u) iets zeggen over uw seksuele relatie?’
- ‘Het is bekend uit onderzoek’, bijvoorbeeld: ‘Een deel van de mensen met diabetes ervaart veranderingen op het seksuele vlak. Mogelijk maakt u dit ook mee?’ Of: ‘Is dat bij u ook het geval?’
- Taboe benoemen, bijvoorbeeld: ‘Veel mensen vinden seksualiteit geen gemakkelijk onderwerp om over te praten. Toch is het voor veel mensen een wezenlijk onderwerp in hun bestaan. Mag ik u hierover een paar vragen stellen?’
- ‘Het is bij ons beleid’, bijvoorbeeld: ‘In onze instelling vinden we aandacht voor seksualiteit belangrijk, vandaar dat ik u daarover een aantal vragen wil stellen.’ Mevrouw Hoefnagels, 80 jaar, vertelt tijdens een diabetescontrole dat sinds enige tijd de seks niet meer lukt. Nurse practitioner Claudia gaat hierop in: ‘Ik vind seks een belangrijk onderwerp om over verder te praten. Ik begrijp u nog niet helemaal. Wat lukt er niet, precies?’
Professionaliteit bij het praten over seksualiteit
Voor seksualiteit hebben patiënten allerlei eigen normen en waarden. Cultuur, opvoeding, godsdienst, media en mode spelen mee bij het ontstaan van die normen. Als voorbeeld van een modieuze norm: men doet, als we de media geloven, binnen heterorelaties de laatste tien jaar meer aan anale seks. Als praktijkondersteuner heb je mogelijk de neiging ervan uit te gaan dat de patiënt dezelfde normen en waarden heeft als jij. Een van de kenmerken van een professionele houding is dat je erkent dat er een grote diversiteit is in menselijke seksualiteit en dat je de normen en waarden van anderen respecteert, ook wanneer die afwijken van je eigen ideeën. Ook transparant zijn is van groot belang: het gesprek over seksualiteit moet een doel hebben in de behandelrelatie. Persoonlijke motieven zoals nieuwsgierigheid, te persoonlijke betrokkenheid, verliefdheid of eigen seksuele behoeftes mogen uiteraard geen aanleiding voor het gesprek zijn. Daarom is het belangrijk dat je duidelijk bent over de afgrenzing van je eigen taakgebied en dat je specifieke kennis hebt de seksuele problemen en oplossingen die kunnen voorkomen bij je eigen patiëntenpopulatie. Dit komt in een volgende aflevering aan de orde.
Tijdens de jaarcontrole diabetes loopt praktijkondersteuner Willem alle vragen na van de NHG-Standaard Diabetes mellitus, ook die over seksualiteit. Hij introduceert dit met de zin: ‘Uit onderzoek is bekend dat suikerziekte invloed kan hebben op de seksuele vermogens.’ Willem zou de volgende vragen kunnen stellen: ‘Hoe gaat het met uw seksuele relatie?’; ‘Hebt u geslachtsgemeenschap?’ en: ‘Wilt u iets bespreken over seksualiteit?’
Kader 2 Professioneel gesprek over seksualiteit
Elementen van een proactief en professioneel gesprek over seksualiteit:
- het kader waarbinnen het gesprek plaatsvindt, moet duidelijk zijn;
- kies bewust een benadering en formuleer een zin die als opstap dient voor het gesprek;
- accepteer dat alle begin moeilijk is, voor iedereen. Een zeker gevoel van ongemak bij het bespreekbaar maken van seksualiteit hoort daarbij. Door toch deze gesprekken te voeren, krijg je ervaring en zelfvertrouwen;
- de gebruikte woorden en termen moeten passen bij je eigen persoonlijkheid en bij die van de patiënt, maar het is vooral belangrijk dat die woorden en termen geen bron van misverstand zijn;
- laat ruimte voor diversiteit. Vul niet in voor de patiënt, maar vraag door tot je de situatie goed duidelijk hebt;
- erken je eigen grenzen. Professionaliteit houdt ook in: verwijzen als een probleem buiten je eigen mogelijkheden of competenties valt.
Hoe nu aan de slag hiermee?
Het is niet professioneel om het gesprek over seksualiteit te laten afhangen van het toeval. Dan krijgt alleen de mondige patiënt aandacht voor zijn seksuele vragen en de verlegen patiënt niet. Hoe gaat zo’n gesprek nu ‘in het echt’? Dit kun je niet door een artikel leren. En je kunt het zelfs niet leren als je het afkijkt van iemand die het goed kan. Zelf oefenen is het belangrijkste. Als eerste kun je dat doen met een vertrouwd iemand, bijvoorbeeld je partner. Binnen een heterorelatie kan dan ook meteen het verschil in communicatie tussen de seksen aan het licht komen. Je kunt ook oefenen met collega’s op je werk of tijdens een nascholing. Daarna kun je het gaan uitproberen bij een patiënt waarmee je al een goed contact hebt. Woorden en zinnen die eerst nog beladen waren, rollen geleidelijk aan steeds gemakkelijker uit je mond. Praten over seks en seksuele problemen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven van een patiënt. Thema’s als seksualiteit en intimiteit horen thuis in een integrale en generalistische hulpverlening zoals de huisartsenpraktijk die biedt. Seksualiteit en problemen daarmee vormen een gewoon onderdeel van de sociale context waarin mensen leven. Waarom wel vragen naar de inspanningstolerantie bij patiënten met angina pectoris en COPD en niet naar hun seksuele activiteit? Integratie van seksualiteit als thema in je hulpverlening als praktijkondersteuner levert een beter contact met de patiënt op en brengt soms onverwachte problemen aan het licht. Vaak vormt een gesprek daarover al het begin van een oplossing. Daarmee verhoog je de kwaliteit van je hulpverlening. Ook als praktijkondersteuner zelf verbetert het je persoonlijke vorming en je consultvoering. Doordat je aandacht durft te schenken aan een onderwerp dat o zo belangrijk, maar soms o zo moeilijk is.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 3
Literatuurverwijzingen: