Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Antwoorden

redactie

De antwoorden zijn als juist/onjuist geformuleerd.

1

Juist

2

Juist

3

Onjuist

Na een CVA of TIA wordt bij alle patiënten overwogen bloeddrukverlagende behandeling in te stellen. Antihypertensiva reduceren bij patiënten na een herseninfarct of TIA de kans op een nieuw herseninfarct in de eerste vier jaar met gemiddeld 28%. Uit onderzoek blijkt dat de recidiefkans ook lager is bij patiënten zonder verhoogde bloeddruk. Hierbij is niet de absolute hoogte van de bloeddruk, maar vooral de mate van bloeddrukverlaging van belang. Hoe groot de gezondheidswinst door antihypertensieve behandeling voor de individuele patiënt zal zijn, is niet alleen afhankelijk van de bloeddruk zelf, maar ook van de leeftijd en andere cardiovasculaire risicofactoren. Het lijkt dus zinvol om alle patiënten na een beroerte te behandelen met een antihypertensivum, zelfs als zij een ‘normale’ bloeddruk hebben.

4

Juist

5

Onjuist

6

Onjuist

7

Onjuist

8

Onjuist

Om te weten of iemand allergische rhinitis heeft, kun je bloedonderzoek doen naar inhalatieallergenen (Phadiatop). De klachten kunnen tien tot dertig jaar aanhouden, maar duren zelden levenslang. Bij een allergie voor huisdieren is de meest effectieve behandeling afstand doen van het huisdier. Het dier kortdurend uit huis doen is niet zinvol, omdat allergenen nog enkele maanden aanwezig blijven. Als afstand doen van het huisdier voor de patiënt geen optie is, leg dan de nadruk op het nut van gladde vloeroppervlakken en aangepaste schoonmaakregimes. Adviseer het dier niet op de slaapkamer te laten komen.
Qua medicamenteuze behandeling kun je kiezen voor corticosteroïden (als neusspray) of antihistaminica (als neusdruppels, neusspray of tabletten). Het voordeel van antihistaminica is dat ze snel werken en dus makkelijker ‘zo nodig’ te gebruiken zijn; bij klachten van een verstopte neus lijkt daarentegen een corticosteroïdneusspray beter te helpen. In beginsel heeft lokale therapie (neusdruppels of -spray) de voorkeur, maar de voorkeur van de patiënt bepaalt de uiteindelijke keuze voor lokale of systemische therapie.
Het toepassen van immunotherapie gebeurt weinig in de huisartsenpraktijk. Van sublinguale therapie is nog niet voldoende aangetoond dat het werkzaam is. Alleen patiënten met ernstige klachten, die onvoldoende reageren op medicamenteuze behandeling, krijgen soms subcutane immunotherapie. In de huisartsenpraktijk is men terughoudend in het geven van deze therapie vanwege een kleine kans op ernstige anafylactische reacties en het ongemak van regelmatig terugkerende injecties. In deze casus is geen indicatie voor subcutane immunotherapie.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 3

Literatuurverwijzingen:

1Wiersma Tj, Boukes FS, Geijer RMM, Goudswaard AN. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement. www.nhg.org. Geraadpleegd in februari 2010.
2Sachs APE, Berger MY, Lucassen PLBJ, Van der Wal J, Van Balen JAM, Verduijn MM. NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhinitis. www.nhg.org. Geraadpleegd in februari 2010.