In de rubriek Beroepsnieuws staan ontwikkelingen in de praktijkondersteuning centraal. Dit keer besteden we aandacht aan nieuwe taken zoals somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten.
Relevantie
Dertig tot vijftig procent van de klachten waarmee patiënten bij de huisarts komen, blijft somatisch onverklaard. Een gemiddelde patiënt met SOLK heeft vaak 5 klachten. Daarvan verbetert 50-75% na 6-15 maanden; 10-30% verslechtert. Na een jaar heeft 20-30% nog steeds klachten. Het aantal gevallen van langdurige, ernstige SOLK is 2,5%. De lijdensdruk van deze patiënten is groot, de belasting van de arts door SOLK-patiënten in veel gevallen ook en vaak komt hun relatie onder druk te staan. En juist een goede arts-patiëntrelatie leidt bij SOLK-patiënten tot patiënttevredenheid en betere gezondheidsuitkomsten, terwijl een slechte relatie vaker melden van klachten en meer herhaalconsulten veroorzaakt.
Situatie nu
Op diverse plaatsen in Nederland wordt in de eerste lijn gewerkt met SOLK, vaak in projecten.
Om welke klachten gaat het bij SOLK?
SOLK kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, bijvoorbeeld in clusters: gastro-intestinaal (buikpijn, wisselend ontlastingspatroon, opgeblazen gevoel/opgezette buik, oprispingen, misselijkheid, braken, maagklachten), cardio-pulmonaal (hartkloppingen, onaangenaam gevoel op de borst, benauwdheid in rust, hyperventilatie, warm of koud zweet, trillen/beven, droge mond), bewegingsapparaat (pijn in armen/benen, spierpijn, gewrichtspijn, lokaal gevoel van krachtsvermindering of zwakte, rugpijn, pijn bij bewegen, onplezierig doof gevoel/tintelingen) en algemeen aspecifiek (overmatige moeheid, hoofdpijn, duizeligheid, concentratieproblemen, geheugenklachten, slaapklachten). Soms zijn er bijkomende psychische stoornissen, zoals depressie en angst. Nadat SOLK als werkhypothese is benoemd, worden volgens SCEGS de dimensies van de patiënt als het ware in kaart gebracht op somatisch, cognitief, emotioneel, gedragsmatig en sociaal gebied. Vervolgens kan onderscheid gemaakt worden tussen milde, matig-ernstige en ernstige SOLK.
Behandeling
De behandeling bestaat uit drie stappen (zie tabel).
[[tbl:427]]
De eerste stap moet altijd door de huisarts worden gedaan om pathologie uit te sluiten. Bij milde SOLK zal dat voldoende zijn. Onvoldoende resultaat van stap 1 bij matig-ernstige SOLK, betekent intensivering van de behandeling. Stap 2 gebeurt dan ook in samenwerking met andere eerstelijnshulpverleners. Nu komt eventueel een praktijkondersteuner in beeld: een praktijkondersteuner-ggz, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige of een eerstelijnspsycholoog. Stap 3 bestaat uit samenwerking met en verwijzing naar tweedelijns hulpverleners en multidisciplinaire teams of behandelcentra.
Taakverdeling
De POH-ggz, eerstelijns SPV of psycholoog kan bij stap 2 de begeleidende taak overnemen van de huisarts. De huisarts houdt dan de langetermijnregie. Patiënteneducatie, cognitieve gedragstherapie en problemsolving treatment (PST) kunnen zinvol zijn bij de behandeling.Ook de fysiotherapeut kan bijdragen middels psychosomatische fysio- of oefentherapie.
Opleiding
De behandeling van SOLK is maatwerk. Verkeerde opmerkingen of een verkeerde behandeling kunnen zelfs schade aanrichten. Opleiding voor en ervaring met SOLK zijn dan ook erg belangrijk.
Al met al: ketenzorg SOLK kan dankbaar werk zijn en is maatschappelijk relevant. De praktijkondersteuner kan er een zinvolle inbreng bij hebben.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2013, nummer 3
Literatuurverwijzingen: