Meneer Van Zuiden bezoekt na telefonisch consult met de huisarts de praktijkondersteuner. Hij is 60 jaar en heeft een blanco voorgeschiedenis. Hij had de huisarts gebeld omdat zijn broer van 52 jaar recent een hartinfarct heeft gehad. Hij leeft gezonder dan zijn broer (heeft geen overgewicht, hij sport en rookt niet), maar heeft wel stress op zijn werk. Hij wil zijn risico op hart- en vaatziekten weten. De praktijkondersteuner bevestigt dat dit zinvol is, immers:
1. Hart- en vaatziekten bij eerstegraadsfamilieleden voor het 60e levensjaar verhoogt de kans op deze ziekten.
2. Etniciteit en stress maken onderdeel uit van het risicoprofiel.
3. In Nederland zijn hart- en vaatziekten de belangrijkste oorzaak van sterfte bij vrouwen en de tweede oorzaak van sterfte bij mannen (in 2009 ruim 40.000 mensen).
Meneer van Zuiden rookt niet, sport en heeft geen overgewicht. De praktijkondersteuner vult de anamnese aan voor het risicoprofiel: zijn voeding kan gezonder, hij gebruikt incidenteel matig alcohol en hij is niet van allochtone afkomst. Daarnaast doet zij lichamelijk onderzoek: zijn systolische bloeddruk is 140 mmHg bij meerdere metingen en zijn BMI is 26. Ook vraagt zij laboratoriumonderzoek aan voor lipiden, glucose en serumcreatinine/GFR, liefst nuchter.
4. Voor de lipidenbepaling volstaat het totale cholesterol en het HDL.
De uitslagen van het lab geven aan dat glucose en eGFR goed zijn, maar de TC/HDL-ratio is 6.
5. Met behulp van de risicotabel uit de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement kun je het tienjaarsrisico op sterfte door hart- en vaatziekten berekenen voor patiënten zonder hart- en vaatziekten.
Met behulp van alle gegevens kan de praktijkondersteuner een risicoschatting maken met de tabel: man, niet rokend, 60 jaar, systolische bloeddruk 140 mmHg en een TC/HDL-ratio van 6 geeft een tienjaarsrisico tussen de 10 en 20%. Plus nog een milde risicoverhoging omdat een eerstegraads familielid < 65 jaar bekend is met hart- en vaatziekten.
6. Bij 10-20% risico geef je alleen leefstijladviezen, mits er geen verder risicoverhogende factoren aanwezig zijn.
Meneer Van Zuiden leidt al een actief en sportief leven, maar kan in ieder geval gezonder gaan eten. Van medicatie wil hij voorlopig niets weten. Na advies van de praktijkondersteuner kiest hij voor: geen roomboter meer, geen of gezondere tussendoortjes, minder zout en meer fruit. Na twee maanden laat hij opnieuw lipiden en bloeddruk meten. Zijn systolische tensie is dan 135 mmHg, prima dus. Ook de labuitslagen zijn wat beter: de TC/HDL-ratio is nu 5 en het LDL is te hoog.
7. De streefwaarde van het LDL-cholesterol bij behandeling is ≤ 3,5 mmol/l.
De praktijkondersteuner bespreekt medicatie, maar meneer Van Zuiden wil het er eerst nog een keer met de huisarts over hebben. Ook zal hij zijn broer vragen hoe hoog zijn cholesterol is in verband met een mogelijke familiaire hypercholesterolemie.
8. Bij behandeling met een cholesterolverlager wordt in alle gevallen gestart met simvastatine 40 mg/dag, zowel bij personen met als zonder hart- en vaatziekten.
9. Na het starten van de behandeling met statines wordt driemaandelijks het LDL gecontroleerd en de medicatie geëvalueerd tot de streefwaarde is bereikt; daarna jaarlijks.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2013, nummer 2
Literatuurverwijzingen: