Smaakvermindering door medicatie
De 46-jarige heer Castelijn wordt sinds kort behandeld voor hypertensie. Hij krijgt valsartan, een angiotensine II-receptorantagonist. Na een dag of twintig komt hij bij de praktijkondersteuner en klaagt over een vieze smaak in zijn mond. Ook heeft hij last van een droge neus en droge ogen. Hiervoor krijgt hij een neusspray (fluticason).
Achtergronden
De zintuigen smaakzin en reukzin werken samen om eten en drinken te kunnen proeven en om geuren waar te kunnen nemen. Smaak en reuk helpen om ons te beschermen tegen voedselvergiftiging, of om te waarschuwen bij brand, luchtvervuiling, bedorven voedsel en vergif. Hoewel deze twee zintuigen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, ga ik hier alleen in op de smaakzin. Op de tong en achterin de mondholte zitten smaakpapillen die ‘smaakknoppen’ bevatten. De chemische samenstelling in de vorm van voedsel of drank die op zo’n smaakknop komt, wordt omgezet in een signaal dat via een netwerk aan zenuwen in het smaakcentrum van de hersenen terechtkomt. We noemen smaakknoppen ook wel chemoreceptoren. Normaal baden ze continu in speekselvocht; wanneer ze droog komen te staan kan dit de smaakperceptie aantasten. De gezichtszenuwen nervus facialis, nervus glossopharyngeus en nervus vagus geleiden de smaakprikkels naar de hersenen. Juist vanwege het ingenieuze netwerk aan zenuwen komt totaal smaakverlies (ageusia) nauwelijks voor. We kunnen de basissmaken zoet, zuur, bitter, zout en umami (hartig) waarnemen en de interactie hiervan vormt onze smaak. De chemoreceptoren die zorgen voor smaakwaarneming zijn echter veel minder gevoelig dan de chemoreceptoren die zorgen voor geurwaarneming. Onze smaak wordt slechts voor een deel door de vijf basissmaken bepaald; de reukzin speelt een belangrijke rol bij het proeven. Bijvoorbeeld bij het eten van een reep chocolade proef je het zoet en ruik je de chocoladegeur. Deze combinatie maakt dat je het ervaart als chocolade en dat je het zo lekker vindt.
Oorzaken smaakverval
Bij het ouder worden, gaat de smaak vaak achteruit. Oudere mensen ervaren smaken meestal minder intensief dan jongere mensen. Vaak gebruiken mensen die minder goed proeven meer zout en suiker in hun eten. Wanneer zij hypertensie en/of diabetes hebben kan dit problemen opleveren. Ook kunnen mensen met een verminderde smaakzin te veel of juist te weinig eten, waardoor zij te veel aankomen of afvallen. Omdat smaak onlosmakelijk verbonden is met de reukzin, zorgen aandoeningen aan de neus of in de holtes (sinussen) vaak ook voor smaakverlies. Een CVA, COPD of een psychiatrische aandoening kunnen oorzaken zijn van plotseling optredend smaakverlies, maar ook een infectie als gevolg van een allergische reactie of door blootstelling aan chemische stoffen. Bij geleidelijke smaakvermindering kunnen poliepen in de neus, COPD, rinitis of een bovensteluchtweginfectie de boosdoener zijn. Verder kunnen mondinfecties (gingivitis, herpes simplex), aangezichtsverlamming (Bellse parese), een kunstgebit, vullingen, kronen en tandartsbehandelingen als een wortelkanaalbehandeling de smaak verstoren. Ook roken kan de smaak doen verminderen. Minder voorkomende oorzaken van smaakvermindering zijn tumoren in de mond, voedingsfactoren (vitaminetekort, leverziekte), hoofdtrauma, blootstelling aan toxisch-chemische stoffen en bestralingstherapie aan hoofd en nek. Bij psychische ziekten (depressie, anorexia nervosa), epilepsie, migraine, multiple sclerose en endocriene ziektes kan smaakverlies ook voorkomen, maar dat komt zelden voor.
Minder smaak door medicijnen
Een aantal medicijnen heeft verandering van smaak en reuk als bijwerking. Dat zijn onder meer antibiotica, anti-epileptica, antidepressiva, antihistamines, decongestiva, antihypertensiva, hartmedicatie en lipideverlagende middelen. Bij antihypertensiva/hartmedicatie gaat het om acetazolamide, amiloride, betaxolol, captopril, diltiazem, enalapril, hydrochloorthiazide, nifedipine, nitroglycerine, propranolol en spironolactone. Bij de lipideverlagende middelen gaat het om fluvastatine, lovastatine en pravastine. Smaakverandering kan optreden doordat de chemoreceptoren hun werk niet goed doen, bijvoorbeeld door extreme droogheid in de mond of door beschadiging van de smaakknoppen. Ook kunnen sommige zenuwbanen zijn aangetast waardoor smaakvermindering optreedt.
Wat kun je doen?
Wanneer een patiënt klaagt over smaakverlies, ga dan na welke medicatie de patiënt gebruikt, wanneer het smaakverlies is opgetreden, of er ook reukverlies is en of er nog andere klachten zijn. Bij allergie- en verkoudheidsklachten in het neusgebied kan de smaak ook zijn verstoord. Vraag bij patiënten die antihypertensiva en/of lipideverlagende middelen gebruiken of de klachten zijn begonnen bij een verandering van de medicatie. Wanneer alle signalen erop wijzen dat het smaakverlies is gekomen na het starten met een medicijn, overleg dan met de huisarts of dit medicijn weggelaten of vervangen kan worden. Smaakverlies kan een complexe zaak zijn, overleg bij twijfel altijd met de huisarts. Je kunt de patiënt vertellen dat smaakverlies soms optreedt bij bepaalde medicijnen, maar dat er ook andere oorzaken zijn die verandering van smaak veroorzaken. Daarom is het nodig zo exact mogelijk te weten wanneer smaakverlies is begonnen, welke medicijnen de patiënt (sinds kort) gebruikt en welke andere klachten hij heeft. Ook is het belangrijk om te weten of de patiënt rookt. Vertel dat je begrijpt dat het smaakverlies ongemakkelijk en vervelend is, maar dat het in de meeste gevallen om een onschuldige oorzaak gaat. Behandeling is mogelijk door medicatie aan te passen of weg te laten, als daar de oorzaak ligt. Wanneer de huisarts geen oorzaak kan vinden, kan hij verwijzen naar een neuroloog of KNO-arts.
Vervolg smaakvermindering
De praktijkondersteuner overlegt met de huisarts en ze besluiten om de heer Castelijn te laten stoppen met het nemen van valsartan. Na tien dagen zijn de klachten verdwenen. Hij slikt nu een andere angiotensine II-receptorantagonist en dat gaat goed.
Besluit
Smaakzin is een belangrijk menselijk zintuig; in combinatie met geurzin zorgt het ervoor dat we kunnen genieten van eten en drinken. Maar ook zorgt de smaak ervoor dat we niet de verkeerde stoffen binnenkrijgen. Verstoring van de smaakzin is dus niet alleen vervelend doordat de kwaliteit van leven minder wordt, het kan een gevaar opleveren doordat mensen bijvoorbeeld te veel zout gaan gebruiken. Het is dus belangrijk om dieper in te gaan op patiënten met klachten over hun smaak. Daarnaast kunnen praktijkondersteuners actief naar smaakverlies vragen bij hun diabetespatiënten die statines krijgen en bij hun CVRM-patiënten. Ook wanneer zij een ouderenspreekuur hebben, kan eetpatroon in combinatie met smaak een vast onderdeel zijn van de vragenlijst.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2012, nummer 4
Literatuurverwijzingen: