Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Het oog

redactie

Casus mevrouw De Vries

Praktijkondersteuner Hennie de Jong ziet mevrouw De Vries op haar spreekuur. Mevrouw de Vries (65 jaar) komt voor controle van haar COPD. Aan het begin van het consult inventariseert Hennie bij mevrouw De Vries of er specifieke aandachtspunten zijn die tijdens het consult aan de orde moeten komen. ‘Ja, ik heb een vraag’, zegt mevrouw De Vries. ‘Ik zie slechter de laatste tijd.’ ‘Wat bedoelt u met slechter zien?’, vraagt Hennie. ‘Het is net of alles vager wordt’, vertelt mevrouw De Vries. ‘Ik heb al een sterke leesbril, maar het lezen gaat steeds slechter. Als ik het boek verschuif en uit mijn ooghoek kijk, zie ik ineens wel weer goed. En mijn dochter zegt dat ik kleuren verkeerd zie: wat zij paars noemt, is voor mij bruin. Ik vind het zó vreemd.’

Vraagverheldering

Hennie besluit door te vragen om te bepalen of ze mevrouw naar de huisarts moet verwijzen. Het blijkt dat de belangrijkste klacht voor mevrouw De Vries is dat ze niet helder ziet, en dat het zien van kleuren vervaagd is. Het slechtere zien is geleidelijk gegaan en mevrouw heeft geen pijn aan het oog. Hennie zegt tegen mevrouw dat ze zal overleggen met de huisarts, en de rest van het consult wordt besteed aan de controle van COPD.

Achtergronden

Het oog bestaat uit drie lagen. De buitenste laag bestaat uit de stevige harde oogrok (sclera), het wit van het oog waaraan de oogspieren zijn bevestigd. De sclera gaat naar voren over in het hoornvlies (cornea). Aan de voorkant wordt de oogbol beschermd door de oogleden en het bindvlies (conjunctiva). Bindvlies bevindt zich aan de achterzijde van de oogleden en op de gehele voorvlakte van de oogbol. De middelste laag is het vaatvlies (uvea), dat de bloedvaten van het oog bevat. Het vaatvlies gaat over in het regenboogvlies (iris). Net achter de iris zit de lens. Deze wordt platgetrokken door elastische bandjes die aan de binnenkant van de oogbol vastzitten. Rond deze bandjes bevindt zich een circulair spiertje (corpus ciliare). Door dit spiertje aan te spannen wordt de lens boller. De iris laat in het midden een opening vrij: dat is de pupil. De binnenste laag bevat het netvlies (retina) met de lichtgevoelige receptoren. Deze laag staat in verbinding met de oogzenuw. Aan de achterkant van het oog bevindt zich ook de gele vlek (macula). In de macula bevinden zich de meeste lichtgevoelige cellen die contrast en kleuren kunnen waarnemen. De macula maakt het onderscheiden van details mogelijk.

Afwijkingen met rode ogen

Rode ogen worden vaak veroorzaakt door conjunctivitis of door allergie. Als het oog geraakt is door een vreemd voorwerp, bijvoorbeeld een zwiepende tak, kan het oog ook rood zijn. Waarschijnlijk heeft de patiënt dan cornea-erosie, met een tranend oog, lichtschuwheid, knipperende oogleden en het gevoel dat er iets in het oog zit. Soms heeft de patiënt ineens een erg rood oog dat er alarmerend uitziet. Bij onderzoek blijkt dan dat er een bloedinkje is van een van de bloedvaatjes onder de conjunctiva. Dat kan voorkomen bij drukverhoging (bijvoorbeeld door hoesten of persen), hoge bloeddruk of gebruik van antistollingsmiddelen. Een patiënt met jeukende, branderige ogen en gezwollen, rode ooglidranden kan blefaritis hebben. Dat is een ontsteking van de haarzakjes in de wimpers en van de talgkliertjes in de ooglidrand. Episcleritis of scleritis is een ontsteking van het wit van het oog. De ontsteking kan aan de oppervlakte zitten (episcleritis), of wat dieper weg in de cornea, of nog daaronder (scleritis). Lasogen of sneeuwblindheid is een vorm van keratitis, een hoornvliesontsteking. Deze klachten ontstaan als men geen beschermende bril draagt bij het lassen of bij felle zon die op de sneeuw schittert. Iridocyclitis is een probleem in de tweede laag van het oog. Het is een ontsteking van de iris en het corpus ciliare. Het gaat gepaard met pijn, lichtschuwheid en visusvermindering. Wanneer iridocyclitis niet wordt behandeld, kan de achterkant van de iris verkleven met de lens waardoor de pupil vervormt. Ook kan acuut glaucoom ontstaan: plotselinge drukverhoging in het oog met roodheid en visusdaling, en met algemene klachten hoofdpijn, misselijkheid en braken. Als dat niet met spoed wordt behandeld, kan acuut glaucoom in korte tijd lijden tot blindheid.

Afwijkingen waarbij de ogen meestal niet rood zijn

Een bultje aan de buitenkant of de binnenkant van het ooglid kan een chalazion of een hordeolum zijn, respectievelijk verstopping van een talgkliertje of infectie met een stafylokok. Een patiënt die lichtflitsen ziet, kan een netvliesloslating hebben. De oorzaak van de loslating is vocht onder het netvlies door een scheurtje. Deze aandoening moet binnen een paar dagen worden behandeld, anders kan de patiënt binnen enkele dagen tot weken blind worden. Bij een netvliesscheur kan er bloed lekken naar het glasvocht. Soms ziet de patiënt ontelbare zwarte stipjes in zijn oog. Dubbelzien met één oog kan wijzen op problemen met de lens of de cornea. Ziet de patiënt met twee ogen dubbel, dan kan er sprake zijn van problemen met de oogspieren of neurologische afwijkingen. Bij maculadegeneratie functioneert de gele vlek in het netvlies niet goed meer. Op de lange duur kan de patiënt niet goed meer zien. Plotseling minder zien kan wijzen op trombose in een oogader. Staar (cataract) is het troebel worden van de ooglens. Iemand met staar gaat steeds waziger zien, vooral bij fel zonlicht.

Wat kun je doen?

Ga voor de zekerheid na of er alarmsymptomen zijn. Daarvoor kun je de patiënt verwijzen naar de assistente of de huisarts, of zelf de NHG-TriageWijzer raadplegen. Alarmsymptomen zijn: pijn, lichtflitsen, acuut dubbelzien, acute visusdaling, oogontsteking met hevig pussende afscheiding, ongeluk met verwonding aan het oog, vreemd voorwerp of loog of zuur in het oog. Bij een alarmsymptoom overleg je natuurlijk meteen met de huisarts.

Besluit

In de casus van mevrouw De Vries was geen sprake van alarmsymptomen. Na overleg met de huisarts later op de dag verwijst Hennie haar naar de opticien voor bepaling van haar visus. Later hoort ze dat de opticien mevrouw De Vries aangeraden heeft naar de oogarts te gaan, omdat hij vermoedt dat ze staar heeft. Dat blijkt het geval, en de oogarts plaatst tijdens een kortdurende operatie een kunstlens in het oog waarmee zij het slechtst ziet. Een paar jaar later zal dat waarschijnlijk ook bij het andere oog nodig zijn.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2012, nummer 1

Literatuurverwijzingen:

Literatuur

1Boukes FS, Geijer RMM, Opstelten W, Wiersma Tj, Goudswaard AN. NHG-Standaarden voor de huisarts. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2012.
2Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Opstelten W. Kleine kwalen in de huisartspraktijk. Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg, 2007.
3Van Gunst S. Medische achtergronden bij triage. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2009.