De antwoorden zijn als juist/onjuist geformuleerd.
1.
Juist
2.
Juist
Steeds meer wetenschappelijk onderzoek laat zien dat inactiviteit een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van diabetes mellitus type 2 (DM2). Dit geldt ook voor mensen met andere risicofactoren als hypertensie, overgewicht, en een belaste familieanamnese.
3.
Onjuist
4.
Onjuist
Regelmatige lichaamsbeweging is een effectieve vorm van preventie en behandeling van DM2. Beweging is een vanzelfsprekend advies naast andere therapieën als gewichtsreductie en orale bloedglucoseverlagende middelen. Door te bewegen neemt de insulinegevoeligheid toe, de insulinebehoefte af en het glucoseverbruik toe; daarnaast vermindert regelmatig bewegen het optreden van arteriosclerose en helpt het om lichaamsvet te verliezen. Het is kortom een goedkope en niet-medicaliserende manier om DM2 te helpen voorkomen en behandelen.
5.
Onjuist
Door regelmatige sportieve inspanning neemt de insulinegevoeligheid toe. Dit is een effect dat gemiddeld 24 tot 48 uur aanhoudt. Om blijvend te kunnen profiteren van dit gunstige effect op de glucosestofwisseling moet dus minimaal om de dag fysieke inspanning plaatsvinden.
6.
Juist
Elke toename van lichamelijke activiteit is goed! Het is nadrukkelijk niet de bedoeling een topprestatie neer te zetten. Je kunt samen met de patiënt kijken wat haalbaar is en wat iemand leuk vindt. Door de patiënt te overtuigen van het nut van bewegen en te zorgen dat deze er plezier in krijgt, is er een grotere kans dat de patiënt het volhoudt en blijft bewegen. Het streven is minimaal 30 minuten lichamelijke matig intensieve inspanning per dag met af en toe een rustdag (Nederlandse Norm Gezond Bewegen). Dit omvat alle bezigheden waarbij nog gepraat kan worden tot en met een niveau van licht hijgen, zoals wandelen, fietsen of rustig zwemmen. Eventueel kan dit onder begeleiding van een fysiotherapeut (Beweegkuur, Big Move). Krachttraining (45 minuten, 3x/week) kan hierbij een extra gunstig effect hebben op glykemische controle, spierkracht en insulineresistentie.
7.
Onjuist
Bij het geven van bewegingsadviezen is het belangrijk rekening te houden met eventuele andere klachten en beperkingen van de patiënt. Bij artrose van de heup zijn hardlopen en wandelen minder aan te raden, omdat deze meer belastend zijn voor de heup en dus pijn veroorzaken. Beter is het te kijken of de patiënt fietsen en zwemmen leuk vindt.
8.
Juist
Een hoge frequentie en grote intensiteit van sportief bezig zijn heeft een groot effect op insulinegevoeligheid, vetstofwisseling en lichaamsgewicht. Vele kleine, lichte inspanningsactiviteiten hebben een kleiner effect, maar mogen wel bij elkaar worden opgeteld om het effect over de dag te beoordelen.
9.
Onjuist
10.
Onjuist
Door te sporten kan een verhoogd bloedglucosegehalte, zoals vaak bij diabeten voorkomt, dalen. Langdurige inspanning, of een laag bloedglucosegehalte bij aanvang van het sporten, geven een risico op hypoglykemie. Dit komt vooral voor bij patiënten met DM type 1, door de snelle werking van insuline. Maar het kan ook voorkomen bij patiënten met DM type 2, met name bij gebruik van orale bloedglucoseverlagende middelen die de insulineproductie in de pancreas stimuleren zoals sulfonylureumderivaten. Vooral bij avondsporten bestaat het risico van een nachtelijke hypoglykemie doordat het lichaam de glycogeenvoorraad in de spieren uit het bloed aanvult. Denk hieraan bij sterk wisselende bloedglucosewaarden ’s ochtends. Je kunt de patiënt adviseren zelfcontrole uit te voeren.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 1
Literatuurverwijzingen: