Opzet
Een kwalitatief onderzoek, waarbij de onderzoekers probeerden een globaal beeld te krijgen van de ideeën van praktijkverpleegkundigen over de invloed van het nieuwe contract op hun werkzaamheden en positie.
Methode
Semi-gestructureerde gesprekken met 18 praktijkverpleegkundigen (werkervaring 5 tot 17 jaar) werkend in wijken met patiënten met een hoge sociaal-economische klasse dan wel achterstandswijken, met scores van hoog tot laag op de vooraf vastgestelde indicatoren. De onderzoekers namen op tape de gesprekken op, werkten ze schriftelijk uit en analyseerden ze aan de hand van thema’s.
Resultaten
Drie relevante thema’s kwamen tijdens de gesprekken naar voren:
-
Rol en beloning. Praktijkverpleegkundigen zijn positief over de ontwikkeling van hun professionele rol sinds het nieuwe contract. Ze vinden echter ook dat hun werkzaamheden te veel worden bepaald door de gestelde doelen in het contract en ervaren een gebrek aan invloed op de eigen werkzaamheden. Ideeën over beloning (voornamelijk financieel) verschillen ook; de meesten voelen zich onderbetaald. Veel praktijkverpleegkundigen zijn openlijk kritisch ten aanzien van hun huisarts: de praktijkondersteuner doet het werk, de huisarts incasseert het geld. Eenderde van de verpleegkundigen kreeg een hoger salaris of een bonus aan het einde van het jaar. Dat is echter afhankelijk van de werkgever.
-
Werkbelasting. Iedereen voelt een toename van de hoeveelheid werk, samenhangend met meer bureaucratie; men besteedt een groter deel van het werk aan ‘tick boxing’ (het inkloppen van gegevens). In verband met gebrek aan tijd doen praktijkverpleegkundigen dit vaak na werktijd. Tegelijkertijd zien ze dat ze beter gestructureerde zorg verlenen.
-
Patiëntenzorg. De praktijkverpleegkundigen juichen het leveren van chronische zorg in een meer gestructureerde vorm in het algemeen toe, maar ze zijn er nog niet van overtuigd dat dit de patiëntenzorg ook daadwerkelijk verbetert. Men is bezorgd over de verpleegkundige-patiëntrelatie. Ook voelen sommige verpleegkundigen zich niet helemaal op hun gemak. Ze moeten gegevens aan patiënten vragen die de praktijkinkomsten zullen doen stijgen, terwijl deze gegevens in hun ogen minder relevant zijn voor de gezondheid van deze patiënten. Patiënten begrijpen soms ook niet waarom al die vragen worden gesteld en waarom de computer af en toe belangrijker lijkt dan de patiënt.
Beschouwing
Het nieuwe contract biedt kansen voor de beroepsuitoefening van de praktijkondersteuner. Door dit contract zijn verpleegkundigen zich meer gaan bewegen in een medisch in plaats van een verpleegkundig domein van zorg. Zorgelijk is de onvrede over de verdeling van de financiën en de noodzakelijke gegevensverzameling, die een nadelige invloed kan hebben op de motivatie voor de gestructureerde chronische zorg. Naar verwachting lost een deel van deze problemen op als deze manier van zorgverlenen geleidelijk wordt ervaren als ‘gebruikelijke’ zorg. De auteurs bepleiten dat nadruk op patiëntgerichte zorg voor verpleegkundigen en huisartsen noodzakelijk is bij de verdere ontwikkelingen rond de kwaliteitsborging van chronische zorg. De spanning tussen het halen van targets en het leveren van patiëntgerichte zorg, vooral bij complexe situaties, moet verder worden onderzocht.
Vertaling naar de Nederlandse situatie
Ontwikkelingen in de Engelse huisartsenzorg lopen vaak een aantal jaren vooruit op die in Nederland. De functie praktijkondersteuning heeft zich bij ons geleidelijk en aanvankelijk tamelijk ‘vrij’ ontwikkeld. De laatste tijd waait ook hier een duidelijke wind richting prestatie-indicatoren, ‘transparantie’, keten DBC’s, extra beloning voor goede zorg et cetera. De in dit onderzoek genoemde lastige aspecten zijn mijns inziens zeker aandachtspunten tijdens het vormgeven van de chronische zorg. Ik ben erg benieuwd wat de Nederlandse praktijkondersteuner op dit moment als zorgelijke aandachtspunten rond de chronische zorg zou noemen. Wie gaat het ze vragen?
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 2
Literatuurverwijzingen: