De heer Schalken is een 57-jarige ex-mijnwerker die door de huisarts naar je is verwezen voor een longfunctie omdat hij wisselende hoestklachten heeft zonder dat hij last heeft van kortademigheid. Hij gebruikt op dit moment geen luchtwegmedicijnen meer. Hij vond dat zo’n gedoe. Al jaren geleden is hij gestopt met roken en als kind heeft hij bronchitis gehad.
Bij de uitvoering van het longfunctieonderzoek verloopt de instructie moeizaam omdat de heer Schalken telkens zijn enorme handen om het uiteinde van de spirometerkop vouwt. Zijn coördinatie bij het blazen is ook niet optimaal. De flow/volume-curve laat na de nodige pogingen het onderstaande patroon zien:
[[tbl:301]]
[[img:257]]
Vraag 1
Wat vind je van de kwaliteit van de uitvoering van respectievelijk de pre- en de post-bronchodilatoire curve?
Vraag 2
Wat is je conclusie naar aanleiding van bovenstaand patroon?
Serie BlaasCasus
In de komende nummers van het Tijdschrift voor praktijkondersteuning publiceren we steeds een ‘BlaasCasus’ waarin alledaagse spirometrische problemen in de huisartsenpraktijk aan de orde komen. Van problemen met de instructie van patiënten tot het herkennen van veelvoorkomende patronen bij longfunctiemetingen.
Antwoorden BlaasCasusAntwoord 1
De pre-curve vertoont het patroon van een obstructie in de hogere luchtwegen, waarschijnlijk ter hoogte van de mondholte (‘deuk’ in de maximale flow, leidend tot dubbele piek), terwijl dit patroon niet meer te zien is bij de post-curve.
Antwoord 2
Waarschijnlijk heeft de heer Schalken zijn tong in de koker gehouden tijdens het blazen van de pre-curve. Je maakt hier een fout als je het verschil tussen pre- en post-FEV1 ziet als reversibiliteit. Immers, je kunt verschillen pas meten als beide curves technisch goed geblazen zijn.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2006, nummer 2
Literatuurverwijzingen: