De farmaceutische industrie en praktijkondersteuners weten elkaar steeds vaker te vinden. De farmaceutische industrie heeft de praktijkondersteuner als nieuwe doelgroep ontdekt om, onder het mom van voorlichting, te zorgen dat hun producten voorgeschreven worden. Omgekeerd ontvangt de praktijkondersteuner artsenbezoekers en vraagt zonder schroom om de nieuwste voorlichtingsmaterialen. Het NHG-standpunt farmacotherapie pleit ervoor dat huisartsen en ondersteunend personeel zich onafhankelijk opstellen ten opzichte van de industrie en zich bewust zijn van de verschillende strategieën die door de industrie gebruikt worden om hun producten aan de man of vrouw te brengen. Praktijkondersteuners hebben veelal geen wetenschappelijke opleiding en daardoor is de kans groter dat zij valkuilen bij presentaties van de farmaceutische industrie niet zien. Hierom is het nog meer van belang om als praktijkondersteuner alert te zijn; we hebben hier immers te maken met een wolf in schaapskleren. Met dit artikel beogen wij verschillende werkwijzen van de farmaceutische industrie te belichten.
We komen de industrie op allerlei manieren tegen in ons dagelijks werk. In de vakbladen zien we advertenties die door experts opgesteld zijn om de indruk te wekken dat het betreffende middel echt beter is dan de rest. Dit gaat op een geraffineerde wijze door bijvoorbeeld een kleine absolute risicoverlaging van het middel van 2% naar 1% te presenteren als een relatieve risicoverlaging van 50%. Op cursussen en symposia lonken kraampjes met spiegels en kralen. Degenen die hier gevoelig voor zijn komen vaak met een overvolle tas thuis. De kans is groot dat er toch wat van de begeleidende praatjes blijft hangen. Bij een voorstel voor medicatie in de praktijk is het eerste wat in ons hoofd opkomt het middel op die mooie pen. En adresgegevens die zijn opgegeven om de nieuwste glucosemeters of luchtwegmodellen te ontvangen, worden ook gebruikt voor mailinglijsten. Een andere vorm van beïnvloeding is het inzetten van consulenten. Zo werft de firma Artu Biologicals allergieconsulenten in het vakblad van dokterassistenten om diagnostisch allergieonderzoek in de huisartsenpraktijk uit te voeren. Vervolgens wordt dan het middel van de fabrikant aan de patiënt en huisarts geadviseerd. De recepten hoeven alleen nog maar ondertekend te worden.
Wie denkt dat deze invloeden wel mee zullen vallen heeft het mis. Een onderzoek onder 400 praktijkondersteuners laat zien dat er in meerdere gevallen medicijnen worden voorgeschreven door praktijkondersteuners, die op dat moment niet in de NHGstandaard voorkomen.1 Dit heeft ongetwijfeld met de invloed van de industrie te maken. Artsenbezoekers krijgen training om voorschrijvers te beïnvloeden en te manipuleren. Dit gebeurt op verschillende manieren. Met een vriendschappelijke houding probeert men persoonlijk contact met de voorschrijver te krijgen. Immers: vriendschap verkoopt. Is de voorschrijver kritisch, dan zwaait de artsenbezoeker met wat zorgvuldig geselecteerde artikelen om hem toch te overtuigen. En als de voorschrijver artsenbezoekers niet wil ontvangen, gaan de presentjes linea recta naar de assistentes om zo toch toegang te krijgen.2
Ook buiten de huisartsenpraktijk is de industrie actief, op manieren waar wij weinig zicht op hebben. Zo bleek begin 2007 dat de osteoporosevereniging, die zich voordeed als een belangenbehartiger van patiënten, een dekmantel van de industrie was. Volgens het verenigingsblad ‘Bros’ konden patiënten beter het merkmiddel Fosamax slikken in plaats van generieke medicijnen.3 Ook probeerde deze ‘patiëntenvereniging’ invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van richtlijnen voor de behandeling van osteoporose.
Een andere manier van invloed is de sponsoring van wetenschappelijk onderzoek. Publicaties van gesponsord onderzoek laten vaker een positief effect van het onderzochte middel ten opzichte van een placebo zien. Ook bij de vergelijking van twee middelen blijkt bij gesponsord onderzoek het product van de sponsor er vaker beter vanaf te komen.4 Deze positieve resultaten hangen vaak samen met methodologische tekortkomingen van zulke onderzoeken. Of hier sprake is van kwade opzet is moeilijk te bewijzen, maar verdacht is het wel.
Het lijkt of er geen betrouwbare bronnen meer zijn voor de praktijkondersteuners. Apert gekleurde informatie van vertegenwoordigers van de industrie kunnen praktijkondersteuners beter mijden. Het simpelste is om gewoon geen artsenbezoekers te ontvangen en geen nascholing van de industrie te volgen. Het argument dat het verkrijgen van informatie dan wel erg duur wordt is niet juist. Goedkope en betrouwbare informatie over farmacotherapie zijn makkelijk beschikbaar. De NHG-standaarden zijn natuurlijk een belangrijke bron. Nieuwe middelen zijn hier echter nog niet altijd in opgenomen. Hiervoor kun je ook zoeken in de Cochrane database. Het farmaceutisch kompas mag ook niet ontbreken als betrouwbare bron. De allernieuwste middelen zijn vaak al wel beoordeeld door de Commissie Farmaceutische hulp van het College voor Zorgverzekeringen en deze rapporten zijn in te zien op internet (www.cvz.nl). Onze afhankelijkheid van de industrie is zeer betrekkelijk om goede farmaceutische zorg te leveren. Het krijgen van spiegels en kralen zou toch niet meer van deze tijd mogen zijn.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2007, nummer 6
Literatuurverwijzingen: