De praktijkondersteuner: Rita van de Polder (56), POH bij hagro Brielle
Opleiding: verpleegstersopleiding, doktersassistent, POH
Werk hiervoor: doktersassistent op ziekenhuispoli chirurgie, medisch secretaresse
[[img:198]]
‘Het werken als doktersassistent beviel mij beter dan het werken in een ziekenhuis. In het assistentenwerk treed je meer als casemanager op, je runt als het ware een eigen bedrijfje. In het ziekenhuis ervoer ik weinig continuïteit van zorg, omdat je altijd je werk moet overdragen aan anderen. Toen in 2002 de kans zich voordeed om de POH-opleiding te doen in Rotterdam, greep ik die meteen. Ik wilde graag ontdekken wat ik nog meer kon. De opleiding was nog een pilotproject, ik zat bij de eerste lichting. Het was leuk om te zien hoe de leermethodes veranderd zijn ten opzichte van de ‘oude’ verpleegstersopleiding. In mijn tijd leerde je boeken uit je hoofd en moest je nog alle Latijnse termen kennen. De opleiding is nu veel praktischer, met projecten en werkgroepen. Toch ben ik nog steeds blij dat ik die Latijnse begrippen indertijd in mijn hoofd heb gestampt. Ik heb er nog steeds profijt van met het lezen van brieven. Mijn advies aan nieuwe doktersassistenten is dan ook altijd: koop een medisch handwoordenboek en schrijf alle nieuwe woorden op, want je gaat ze nog veel vaker tegenkomen.
Twee van de vier dagen dat ik hier werk, ben ik praktijkondersteuner. Op de andere twee dagen fungeer ik nog steeds als dokterassistent. Die taken lopen in de praktijk vaak in elkaar over. Als er korte vragen over mijn werk als ondersteuner binnenkomen, beantwoord ik ze direct, ook al zit ik er officieel als assistent. Bij zaken die meer tijd vergen, plan ik een afspraak voor de patiënt in. Mensen vinden het fijn dat ze voor beide functies met dezelfde persoon te maken hebben. Dat houdt het overzichtelijk voor hen, zeker als er ook nog contact is met een verpleegkundige.
Of mijn dubbelfunctie verwarrend is voor patiënten? Nee, ze weten goed wat ik doe als ondersteuner. Voor Ben Ponsioen heb ik tijdens mijn POH-opleiding een uitgebreid longfunctieonderzoek (PD20) gedaan. Dat was onderdeel van zijn onderzoek naar de werking van een astmamiddel bij langdurig hoestende mensen zonder astma. Toen heb ik in totaal 135 patiënten gezien, uit alle praktijken van Brielle. Mensen zagen me dus al snel als iemand die veel van astma/COPD wist.
Dat is nu ook het thema waar ik het meest mee bezig ben. Daarnaast doe ik veel aan geriatrische zorg. Ik bezoek ouderen thuis en heb contact met allerlei instanties: GGZ, wijkverpleegkundigen, verzorgingshuizen, de indicatiecommissie, het WMO-loket. Omdat ik alleen in deze praktijk werk, is het mogelijk om mensen echt te volgen. Zeker wat betreft geriatrie krijg je een goed overzicht van wat er zoal bij hen verandert in de loop der jaren.
Ben en ik hebben geen structureel overleg, maar elke dag bij de koffie is er ruimte om patiënten te bespreken. De samenwerking is goed: we kennen elkaar al lang en weten hoe de ander werkt. Het bijzondere aan mijn functie vind ik dat je dubbele ondersteuning biedt: zowel naar patiënten als naar arts en praktijk. Als opleider van huisartsen geeft Ben ook aandacht aan onze posities als assistenten en ondersteuner. Hij maakt aios (assistent in opleiding tot specialist) bewust van onze betekenis voor een goede praktijkvoering. Dat vinden wij natuurlijk een goede zaak!
Als ondersteuner benader ik mensen altijd zo open mogelijk, door vragen als: Hoe gaat het met bewegen? Vindt u dat u gezond eet? Dan komen ze vanzelf met hun verhaal. Soms geven mensen aan er op dat moment niet over te willen praten. Dat respecteer ik. Elke keer als een patiënt komt, benoem ik het probleem wel. Maar verder ben ik van de minimale interventiestrategie: het is de verantwoordelijkheid van de patiënt. Als iets niet lukt, reken ik dat mezelf niet aan. Meer dan het probleem benoemen kan ik niet. En hoef ik gelukkig ook niet.”
De huisarts: Ben Ponsioen (62 jaar), huisarts in hagro Brielle
Hagro: zes huisartsen
POH vanaf: 2002
[[img:199]]
“Sinds 1973 werk ik in Brielle, in waarschijnlijk een van de eerste hagro’s in Nederland. Toen waren het er vier, maar inmiddels bestaat deze hagro uit zes praktijken.
Toen het fenomeen praktijkondersteuner zich aandiende, dacht ik: klinkt bekend, volgens mij doe ik dat al in mijn praktijk. Mijn doktersassistenten waren al volop bezig met diabetes en voorlichting over uitstrijkjes (het door hen uitgevoerde onderzoek ‘Waarom geen uitstrijkje?’heeft zelfs Huisarts en Wetenschap gehaald). Rita wilde graag de opleiding tot POH doen toen die in Rotterdam ontwikkeld werd. Zowel privé als zakelijk was de tijd er rijp voor om meer uit haar werk te halen. Tijdens haar opleiding heeft ze mij geholpen met een onderzoek naar het effect van inhalatiesteroïden bij patiënten die langdurig hoesten, maar geen astma of COPD hadden. Rita deed een PD 20–onderzoek (histamine-provocatietest), zoals ook in longfunctielaboratoria wordt uitgevoerd. Via stages in haar opleidingstijd en in haar werk als onderzoeksassistente verzamelde ze veel expertise op dit gebied.
Zoals Rita al zei: een praktijkondersteuner is er om zowel de patiënten als de huisarts te ondersteunen. In mijn taak als huisartsopleider maak ik aios ook voortdurend bewust van de kracht van assistenten en ondersteuners. Ik hoor meer dan eens: wat zit jij lekker rustig je spreekuur te draaien met interessante patiënten. Dan verwijs ik altijd naar het proces wat ervóór plaatsvond, namelijk dat de assistent en ondersteuner al een flinke selectie hebben gemaakt van wie er wel of niet bij mij terecht gaat komen. Dat begint al bij het telefonisch contact: goed doorvragen, de vinger erachter krijgen wat er nu echt speelt. Het komt erop neer de talenten van assistenten en ondersteuner te benutten.
Met de opkomst van de praktijkondersteuner hoorde ik mensen om me heen zeggen: dat moet dus een verpleegkundige zijn die verstand heeft van diabetes, of astma/COPD, of CVRM, enzovoorts. Maar in mijn visie zijn dat meer consulenten met een bepaalde medische specialisatie. Om al die consulenten te integreren in je praktijk heb je een praktijkondersteuner nodig. Zonder die afstemming kunnen ze niet ondersteunend zijn aan de patiënten. Er moet een centraal persoon zijn die kan inschatten of iemand zorg nodig heeft van de doktersassistent, van de verpleegkundige of van mij. De POH-er is net als de huisarts een generalist. Daarom wilde ik ook een praktijkondersteuner met de achtergrond van doktersassistent. Want er is een ander soort kennis nodig bij eerstelijnshulpverlening dan de verpleegkundige kennis. Er werken andere mechanismen dan enkel de puur medisch-inhoudelijke. Het is een subtiel managementproces, dat niet zozeer is te leiden door protocollen, als wel door individuele kennis van een geschoolde zorgverlener over de patiënt. Alleen dan weet je wat haalbare doelen zijn voor iemand en ben je reëel bezig met zorgverlening. In dit opzicht ben ik blij dat de Hogeschool Rotterdam – als eerste – begonnen is om ervaren en gemotiveerde doktersassistenten om te scholen tot praktijkondersteuners. Door mijn medewerking vanaf de start aan die POH-opleiding kon ik mijn bedrijfsfilosofie verder in praktijk brengen.
Ik vind de praktijkondersteuning een aanwinst. Voor de toekomst zie ik nog veel meer ondersteuners en consulenten hun intrede doen. Kijk alleen al naar CVRM. Dat is zoveel werk in de praktijk, dat kun je helemaal niet meer alleen. Als huisartsen moeten we ons voorbereiden op steeds meer patiëntgebonden werk in de praktijk. Het zal meer en meer gaan om het begeleiden en sturen van al deze mensen. Anders versnippert de zorg te veel en daar wordt, ondanks alle medische kennis, geen patiënt beter van.’
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008, nummer 1
Literatuurverwijzingen: